Wie is er verantwoordelijk?

Afgelopen zondag werd in de preek de volgende illustratie gebruikt:

“Je hebt een gezin met kleine kinderen en een nieuw huis met mooie spullen. De verleiding is dan groot om je kinderen onder controle te houden zodat je huis en je spullen niet beschadigen.”

Ik zag meteen kinderen op loopauto’s rondscheuren die de bocht te krap nemen en de deurposten of tafelpoten beschadigen. Ik zag tekeningen op de muren, pindakaas, jam en banaan op het beige kleed en gebroken lievelingsvaasjes. Ik zag ook van die keurige huizen waar je je amper durft te bewegen omdat het net een museum is. Waar kinderen niks mogen, ‘want de spullen’.

Allebei onwenselijke scenario’s.

De tussenweg is je kinderen leren voorzichtig te zijn en zelf ongelukjes te accepteren als pijnlijk, maar onvermijdelijk. Want de nadruk op het beschermen van je spullen kan leiden tot het bestrijden van de vijanden van je spullen, in dit geval je kinderen. Iedere bedreiging moet onmiddellijk worden getackeld: “Afblijven!” “Weg hier!”

Voorzichtig zijn leert je kinderen aandacht voor hun omgeving en de waarde van (andermans) spullen. “Pas op!” “Voorzichtig!”

Zoals in een eerder blog al geschreven: je moet wel wijs zijn in die dingen. Zet geen kostbare vaasjes op plekken waar een driejarige bij kan of een puber vaak langsloopt. Houd met de inrichting van je huis rekening met de gebruikers ervan.

Eigenaarschap kan ervoor zorgen dat grotere kinderen zich ergens verantwoordelijk voor gaan voelen en er daarom zorgvuldiger mee omgaan.

Het is niet zo lastig om je oudere kinderen ervan te overtuigen dat jouw huis ook hun huis is. Vooral met de koelkast hebben ze geen enkele moeite. Veel moeilijker is om tussen de oren te krijgen dat ze niet alleen op de wereld zijn, dus dat er na hen nog andere gebruikers van de badkamer komen, bijvoorbeeld. Ik heb ooit door het hele huis A4tjes opgehangen waarop met grote letters geschreven stond wat er verwacht werd. Zoals die bordjes op de wc: “Denk niet bij het laatste vel, wie na mij komt die redt het wel”. Ik was te kwaad om te rijmen, maar ook deze poging om enigszins controle te krijgen over de kudde pubers die toen mijn huis bevolkte, faalde jammerlijk.

Hoe doen we dat in de kerk? Is Zijn huis ook ons huis? Als ik het gedrag van de gemiddelde kerkganger zie, moet ik concluderen van wel. Of dat een positieve conclusie is, is echter de vraag. Want zoals er thuis mensen zijn die denken dat er kaboutertjes verschijnen die hun troep achter hun kont opruimen, zo denken veel mensen dat daar in de kerk engelen voor zijn. De mensen van de koffie worden vaak engelen genoemd, de mensen van de schoonmaak ook. Dat zijn degenen die de lege kopjes en bekertjes verzamelen, de afwas doen, de zaal na afloop opruimen, enz.

Mensen lenen ook met het grootste gemak spullen van de kerk en vinden het logisch dat ze bijruimten kunnen gebruiken, maar vergeten dan wel eens om de kopjes en kannen naar de keuken te brengen, of de geleende spullen op tijd en in de oorspronkelijke staat weer terug te brengen. Vandaar dat er in de meeste kerken overal briefjes hangen om je te helpen herinneren aan wat er van je verwacht wordt. Ik heb deze principes uit de kerk keurig thuis toegepast, maar zonder veel succes.

Eigenaarschap is dus niet altijd de oplossing. Kerk en gezin functioneren in dit opzicht vrijwel hetzelfde. Bijna iedere volwassene weet dat hij of zij niet alleen op de wereld is en juist daarom is het voor veel mensen moeilijk om naar hun omgeving te kijken alsof ze er zelf verantwoordelijk voor zijn. Er zijn altijd anderen die misschien verantwoordelijker zijn, bijvoorbeeld omdat ze ervoor betaald krijgen. Dat zie je in de hele maatschappij terug. In een zelfbedieningsrestaurant staan altijd nog bladen op de tafels, op straat ligt nog altijd hondenpoep en zwerfvuil, en op het gebied van duurzaamheid is er nog een wereld te winnen.

Is er wel verbetering mogelijk? Of is de mens inderdaad ‘geneigd tot alle kwaad’? Schuiven we massaal onze verantwoordelijkheid van ons af?

Ik vermoed dat het meer te maken heeft met persoonlijkheid dan met onwil, hoewel er altijd dat kleine stemmetje is dat fluistert: “je bent toch gekke Henkie niet?”.

Er zijn mensen die van zichzelf netjes en georganiseerd zijn en er zijn mensen die dat niet zijn. Het zou helpen als de mensen die van nature georganiseerd zijn, toegeven aan hun impuls om op te ruimen en ook de rotzooi van anderen meteen maar meenemen. Je leert die ander daar niets mee en je beloont misschien slecht gedrag, en inderdaad, je bent gekke Henkie niet, maar het ruimt wel lekker op.

De sloddervossen onder ons zullen geconditioneerd moeten worden. Als ouder heb ik op dit vlak gefaald. Het betekent namelijk dat je heel veel energie moet stoppen in het aanleren van patronen. Eindeloos herhalen: ‘breng je bord naar de keuken’, ‘gooi je was in de wasmand’, ‘hang je jas aan de kapstok’, enz. enz.. Ik kon dat niet opbrengen. Er kwamen wel eens kinderen spelen die zomaar hun glas naar de keuken brachten als ze wat gedronken hadden. Ik had altijd diepe bewondering voor die ouders.

Dus als je als kerk een vlekkeloos gebouw wilt, dan zal je de georganiseerden moeten aanmoedigen ook andermans troep op te ruimen en de sloddervossen onder je kerkgangers moeten conditioneren door de dienst af te sluiten met: ‘breng straks je lege kopje terug naar het buffet’ of ‘gooi straks je lege bekertje in de daarvoor bestemde bak’.

Als kinderen hebben we geleerd voorzichtig te zijn met je eigen en andermans spullen. Laten we dat als volwassenen in praktijk brengen en zorgvuldig omgaan met alles wat ons is toevertrouwd. Alsof wij de enige zijn die ervoor verantwoordelijk is. Laten we net doen of we gekke Henkie zijn.

Comments