Moeten we ons nu wel of niet aan de wet (van Mozes) houden? Dit is een terugkerende vraag in Christelijke kring. De spijswetten hoeven we niet te houden sinds het visioen van Petrus, maar hoe rijmen we dat met Jezus’ uitspraak: “er zal niet één letter of komma van de wet worden afgeschaft”? Wat mogen we wel en wat mogen we niet? Wat is nu nog de rol van de wet?
In zijn brief aan de Galaten noemt Paulus de wet een leermeester of tuchtmeester (Galaten 3:24). Dat klinkt mij als een soort dril-sergeant in de oren. Zo’n bullebak die je in Amerikaanse films wel ziet, die een peloton groentjes in de stromende regen over een stormbaan blaft. Het eindresultaat zal wel goed zijn, maar de methode is niet prettig. Het zit in de lijn van “Mijn zoon, acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt. Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft” (Hebreeën 12: 5,6).
Maar dat beeld van de wet klopt niet. Het is geen verzameling vervelende regels, het is een liefdevolle onderwijzing. Het leert een manier van leven die je heel veel voordelen biedt. Het is de beste opvoeding die je kunt krijgen. Het is Goddelijke wijsheid die je beschermt en richting geeft. Daarom is Psalm 119 zo lang geworden; er is heel veel goeds te vertellen over de wet. De Joden hebben zelfs een feest dat ‘de vreugde van de wet’ heet. Ze zijn God dankbaar voor de wet.
In de loop van de tijd zijn we de wet helaas niet langer gaan zien als bron van wijsheid, maar als een verzameling geboden en verboden die je moet houden, want als je ze overtreedt krijg je straf. Had je bewust gezondigd tegen de regels, dan werd dat als minachting van God gezien. Zo iemand kon niet langer deel zijn van het volk en werd ter dood gebracht. Als er onbewust een regel werd overtreden, dan werd er een dierenleven geofferd in jouw plaats. (Numeri 15:22-31)
De wet is ongelofelijk gedetailleerd. Het economische -, sociale – en godsdienstige leven is minutieus vastgelegd. Zelfs de rusttijden en feesten zijn voorgeschreven. Die regels werden voor de zekerheid grondig uitgelegd in aanvullende regels, want men wilde geen enkel risico lopen op straf.
In de Bergrede laat Jezus zien dat het niet om de regels sec gaat, maar om de gedachte erachter. Als een soort disclaimer zegt Hij dat Hij niet is gekomen om de wet en de profeten te ontbinden, maar om ze te vervullen. (Mat 5: 17) Daarna zet Hij de hele kijk op de wet op scherp, maar, voegt Hij eraan toe, ‘Ik maak geen nieuwe wet, de oude blijft recht overeind, er zal geen jota of tittel van vergaan’. Ondanks dat Jezus de beperktheid van de (letter van de) wet aantoont, blijft de wet wijsheid van God en blijft de wet aangeven wat goed en kwaad is.
Aangezien de wet zo goed is, is het een logische conclusie dat christenen de wet zouden moeten houden. En omdat de wet een onderdeel is van het verbond met God, zouden ze zich ook moeten laten besnijden. In de vroege kerk liepen de emoties hoog op over dit onderwerp. Uiteindelijk werd dit vraagstuk in Handelingen 15 voorgelegd aan de apostelen en oudsten in Jeruzalem. Ze kwamen tot de conclusie dat de nieuwe gelovigen zich niet aan al die regels van de wet hoeven te houden. Ook zonder dat ze de wet hadden gehouden had God naar hen omgezien en hen de Heilige Geest gegeven toen ze tot geloof kwamen. Dus besluit de vergadering het volgende: “dat u zich onthoudt van afgodenoffers, van bloed, van het verstikte en van hoererij. Als u zich ver van deze dingen houdt, zult u juist handelen.”
Paulus leert ons dat de wet gezien kon worden als een muur die de Joden van de rest van de wereld scheidde, maar dat Jezus de vijandschap, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, tenietgedaan heeft. Deze vijandschap heeft Hij aan het kruis gedood. (Efeze 2:14-16)
In zijn brief aan de Kolossenzen herhaalt hij dit: Jezus heeft het handschrift dat tegen ons getuigde, uitgewist. Het was met zijn bepalingen tegen ons gericht, en Hij heeft dat uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. (2:13,14)
Dus het positieve van de wet, de liefdevolle onderwijzing en de wijsheid van God, zal altijd blijven. Het negatieve van de wet, de angst voor overtreding en straf, is door Jezus teniet gedaan aan het kruis. ‘Het getuigt niet meer tegen ons, want het is uit ons midden weggenomen’.
Daarom kon Jezus de wet samenvatten als ‘Heb God lief met alles wat je hebt en wat je bent en je naaste als jezelf’, zonder er één komma van af te doen.