Iedereen heeft een beeld bij het woord profeet. De een ziet een man met baard in een wit gewaad, die roept dat de wereld vergaat en dat we ons moeten bekeren, de ander ziet een soort christelijke Derek Ogilvie. Allebei de varianten kloppen wel een beetje, maar er is meer. Als je door de bijbel heen wandelt, dan kom je meer soorten profetieën tegen.
1/ De toekomstvoorspelling door zieners, zoals Daniël. Iedereen kent zijn nachtgezicht met het grote beeld met het gouden hoofd, de zilveren borst enz. (hoofdstuk 2). Maar hij zag ook vier vreemde dieren in een droom en kreeg een gezicht van een ram en een bok. (hoofdstuk 7 en 8). Dit waren profetieën over de opkomst en ondergang van toekomstige koninkrijken.
In het Nieuwe Testament staan de meeste toekomstvoorspellingen in de Openbaring van Johannes, maar ook Jezus geeft ons een blik op het eind der tijden (Mat.24).
2/ De onheilsprofetie. De meeste profeten in het Oude Testament brachten onheilsprofetieën. Bijvoorbeeld Jeremia, een man met een missie, al geroepen voor zijn geboorte (1:4,5) en met een duidelijke opdracht (1:7). Jeremia vertelde het volk op Gods aanwijzingen wat ze hadden misdaan, hoe ze het goed konden maken en wat de consequenties waren als ze dat niet deden.
Dit is misschien wel de meest bekende taak van een profeet: oordelen aankondigen; de huidige situatie schetsen en vertellen hoe God daar tegenover staat. In tegenstelling tot een toekomstvoorspelling komt een onheilsprofetie niet altijd uit! Als er naar de boodschap geluisterd en gehandeld wordt, als men terugkeert naar God, dan gebeurt het onheil uit de profetie niet.
Onheilsprofetieën in het Nieuwe Testament zijn te vinden in Openbaring 2 en 3, de boodschappen aan de zeven gemeenten.
3/ De heilsprofetie, is een boodschap van Gods liefde, van troost en hoop. Vrijwel iedere onheilsprofetie gaat gepaard met een heilsprofetie, want er wordt niet alleen verteld wat er gaat gebeuren als er niet geluisterd wordt, maar ook wat God doet als ze terugkeren naar Hem.
In Hosea 2 wordt God beschreven als een echtgenoot die hartstochtelijk van zijn vrouw houdt, die haar koestert, beschermt en al het goede geeft. Maar ze loopt minnaars achterna, gebruikt daarvoor de geschenken die haar Man haar gegeven heeft en denkt dat ze het goede van haar minnaars ontvangt. God werpt allerlei hindernissen op om te voorkomen dat ze bij Hem wegloopt en uiteindelijk neemt hij het goede en de bescherming van haar weg in de hoop dat ze dan ziet dat Hij degene was die goed voor haar is.
Ezechiël 16 vertelt hetzelfde verhaal maar dan vanuit het perspectief van God als vader en Israël als dochter.
De liefdesverklaringen van God in deze twee tekstgedeelten zijn ontroerend, Zijn pijn van het bedrog is haast voelbaar, Hij lijkt de wanhoop nabij als het maar niet lukt om Zijn geliefde terug te krijgen. In beide verhalen weet God haar uiteindelijk, na veel ellende, te bereiken en haar te overtuigen van Zijn liefde. Hij vergeeft haar en neemt haar weer bij zich. Dit is de heilsprofetie die telkens de onheilsprofetie afsluit.
Jona wist het al: “U bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid.” (4:2)
Dit is ook de kern van het Nieuwe Testament. Het evangelie is de ultieme heilsprofetie.
4/ De raadgeving, het advies. Een profeet wordt geraadpleegd over een situatie, en hij of zij geeft vervolgens door wat God daarover te zeggen heeft.
Een Oud Testamentische koning had de beschikking over de wetboeken van Mozes. Hij kon nalezen wat God wilde, of de priesters om uitleg vragen, maar toch werden met de regelmaat van de klok profeten geraadpleegd. Net alleen door de koning, maar ook door het volk. Er waren honderden profeten in Israël (2 Kron. 18:5) en een beetje stad had zijn eigen groep profeten (2 Kon. 2: 3,5). Je kon ze raadplegen om te horen wat Gods wil was in een concrete situatie.
De Heilige Geest werd vrijwel alleen aan de profeten gegeven, alleen zij hadden rechtstreeks contact met God. Of kan je het beter omkeren? Veel van degenen die de Heilige Geest hadden gekregen gingen profeteren, zoals de oudsten van Israël of Saul (Num. 11:25, 26; 1 Sam.10:11).
Petrus zegt in zijn preek in Handelingen 2 dat met de uitstorting van de Heilige Geest de profetie van Joël (2:28 of 3:1) in vervulling is gegaan: iedereen zal profeteren, want iedereen heeft de Heilige Geest gekregen. Wat je vervolgens ziet gebeuren is niet een toename van de toekomstgezichten of heils- en onheilsprofetieën, maar je ziet raad- en richtinggeving in praktische situaties. Je ziet dit op diverse plaatsen in Handelingen gebeuren door middel van gesproken woorden of dromen. De (geïnspireerde) brieven in het Nieuwe Testament bestaan voor een groot deel uit toelichtingen en raadgevingen. Paulus beschrijft ook hoe profetie functioneert in de gemeente: het bouwt op, vermaant, troost en bemoedigt (1 Kor. 14:3).
Samenvattend kun je zeggen dat profetieën boodschappen zijn van God. Ze kunnen voorspellen wat er gaat gebeuren in de (verre) toekomst, ze kunnen waarschuwen dat er dingen zijn die je moet veranderen en ze kunnen leiding en inzicht geven in concrete situaties.
Werkt dat ook nu nog zo? Is het een goed idee om naar een profeet toe te stappen als je iets wilt weten, of kan je het beter zelf aan God vragen? Of profetie nog van deze tijd is en zo ja, wat de plek van profetie is in de kerk, daarover gaat het blog van volgende week.