Ik ben Verzamelde Verhalen van Maarten ‘t Hart aan het lezen. Met zijn beschrijving van het godsdienstige leven in zijn jeugd neemt hij me mee terug naar de eettafel van mijn opa en oma. Pas na het ‘onze Vader’ werd er gegeten, en de maaltijd werd afgesloten met bijbel lezen uit de Statenvertaling gevolgd door een gebed dat ik niet kende, maar dat altijd hetzelfde was. En hier, in de verhalen van ‘t Hart, vind ik dit gebed terug! Met woorden als nooddruft en brood der smarte en ‘dat onze ziel niet aan dit vergankelijk leven kleve, maar alles doet wat Gij gebiedt om eindelijk eeuwig met u te leven.’
Ik vond het altijd een somber gebed. Het ‘onze Vader’ was veel vrolijker. Dat ging over God als een koning waaraan we gewoon ons dagelijks brood vroegen. Ik zag dan een zonnige zomerdag voor me, met mussen op de rand van het dak. God zorgt zelfs voor die musjes, zou Hij dan niet ook voor mij zorgen? Dat klopte niet met het brood der smarte na het eten. Dat was donker en kleurloos, een beetje zoals het interieur van mijn opa en oma; alles was er bruin voor mijn gevoel.
Het geloof van mijn opa en oma draaide om zonde en zondigheid. De terecht-straffende-God was zo genadig om ons heden nog ons dagelijks brood te geven, maar veel mensen hadden dat niet eens. Die aten brood der smarte. Wij waren gelukkig ‘mild en wel gevoed’. Drie keer per dag lazen ze na de maaltijd een stuk uit de bijbel; ze moeten zo tijdens hun leven tientallen keren de bijbel helemaal gelezen hebben.
In de verhalen van Maarten ‘t Hart lees ik dat hij niets begrijpt van de bijbelgedeelten die voorgelezen worden, in combinatie met de praktijk die hij om zich heen ziet. De antwoorden die hij krijgt op zijn vragen zijn dooddoeners, niet meer dan ‘Pavlov reacties’, aangeleerd in een groep gelijk gestemden, die er zelf nooit over hebben nagedacht. Maar hij is wel een denker, met een levendige fantasie. Voor hem waren de antwoorden niet logisch en onbevredigend. Daardoor kon hij niets met het geloof en begreep hij niets van God.
Je zou zeggen dat het tegenwoordig, meer dan 50 jaar verder, helemaal anders is. Dat christenen wel begrijpen wat ze lezen, nadenken over wat ze geloven en dat mensen met vragen, bevredigende antwoorden krijgen waar ze iets mee kunnen. Helaas klopt dit beeld vaker niet dan wel. Nog steeds Pavlovt een groot gedeelte wat ze ooit hebben geleerd, zonder dat ze daar zelf over hebben nagedacht. Nog steeds kan je maar beter je (kritische) vragen voor je houden als je erbij wilt horen. Een andere mening wordt soms getolereerd als je nog niet zolang gelooft, maar als je wat langer bij de club hoort, wordt er van je verwacht dat je hetzelfde denkt en doet als de rest.
Waarom?
Zijn we bang om van God los te raken? Zijn we bang om ons geloof kwijt te raken? Zijn we bang voor verschillen, omdat we dan niet meer weten wie gelijk heeft, wat de waarheid is?
Mijn opa en oma dachten te weten hoe het zat en veroordeelden iedereen die anders dacht. Mijn ouders hadden andere denkbeelden dan hun ouders, maar geloofden toch dat ze wisten wat de waarheid was. Ik heb die denkbeelden lang gedeeld, maar de laatste 5 jaar is dat gaan veranderen. Ik ben er nu van overtuigd dat het niet allemaal zo simpel zwart-wit is als ik ooit dacht. Ik ben daardoor zelfs een beetje allergisch geworden voor mensen die het wel zeker weten; soms zo zeker dat ze menen anderen te moeten overtuigen van hun gelijk. En daarmee ben ik niet zo ruimdenkend als ik zelf wel zou willen, want ook ik heb een versie van de waarheid in pacht, net zoals mijn grootouders.
Toch hoop ik wel ruimdenkend genoeg te zijn om mij met de ‘Maarten ‘t Harts’ die ik tegenkom, te verwonderen over de kwetsbaarheid van de schepping, te zoeken naar de betekenis van het leven in relatie tot de bijbel en de plaats van God daarbij. Ik heb gemerkt dat het spannend is om oude dogma’s opnieuw te bekijken en te zien wat er nu eigenlijk over in de bijbel staat. Ik heb gemerkt hoe ontspannend het is als blijkt dat het grootste deel van die dogma’s past in de categorie: “They are more like guidelines, anyway.”
Het geloof blijkt zoveel vrolijker zonder al die regeltjes. God blijkt zoveel wijzer en warmer, want zijn koninkrijk bestaat uit vrede, vreugde en gerechtigheid, met als belangrijkste ingrediënt: liefde.
Dat koninkrijk is nog onderweg, maar de belangrijkste stappen zijn gezet. Wie wil mag er straks deel van uitmaken. Je hoeft geen toelatingsexamen te doen en je hoeft niet te bewijzen dat je het waard bent, je hoeft het alleen maar te accepteren, om eeuwig met God te kunnen leven.
Oma had een ‘Paulusbekering’ gehad, ze was ‘wederom geboren’, dus was zeker van haar zielenheil. Opa had die zekerheid niet. Ondanks al zijn godsdienstigheid, wist hij niet of hij wel behouden was. Al die jaren de bijbel gelezen, maar totaal de kern van genade en liefde gemist, omdat zijn geestelijke leiding hem dat onthield. Jezus kon maar met één groep mensen niet opschieten en dat waren de geestelijk leiders die hun volgelingen wetten oplegden die ze zelf niet eens konden houden, en die de wet boven de barmhartigheid plaatsten. Gewitte graven noemde Hij hen, netjes van buiten, rot van binnen. Ze hadden er helemaal niets van begrepen.