Van de wereld zijn heeft in christelijke kringen een hele andere betekenis dan bezopen of bewusteloos zijn.
Werelds is in de bijbel het tegenovergestelde van geestelijk. De wereld en ‘het vlees’, het stoffelijke, hebben andere behoeften dan het geestelijke en die twee zijn vaak in een strijd verwikkeld omdat wat je lichaam wil niet altijd het beste is voor je geest, en vaak ook niet voor je lichaam.
Ik hoorde kort geleden een preek over ‘wel in de wereld, maar niet van de wereld’. Meestal wordt de oplossing voor de strijd tussen ‘vlees’ en geest gevonden een serie ge- en verboden waardoor je eindigt als een Amish-light. Gewoonten en muziekstijl van voor een bepaalde periode zijn toegestaan, alles van daarna is ‘werelds’ of zelfs van de duivel, dus dat mag niet.
Deze preek was geheel anders. Aan de hand van Johannes 17:14-16 liet de spreker zien dat Jezus hier zegt dat Hij anders was dan zijn omgeving en dat wij, zijn leerlingen, dus ook anders zullen zijn. Jezus was niet anders omdat Hij zich beter aan de regels hield, maar Hij was anders omdat Hij juist hun regels overtrad. Hij liet zien dat God anders was dan ze dachten, Hij was niet gekomen om te oordelen maar om te behouden. Hij liet zien dat het niet om de regels ging maar om de liefde. Dat werd Hem niet in dank afgenomen, ze hebben Hem vermoord. Jezus volgen heeft dus niet zoveel te maken met je aan de regels houden. Het heeft te maken met liefde. Laat alles wat je doet gekleurd zijn door liefde. Dan maak je verschil in je omgeving.
Laatst vertelde ik over mijn ontmoeting met iemand die op vrijwillige basis een buurthuis runt omdat hij hart heeft voor de mensen in de buurt. Hij verwacht niets, hij geeft alleen. Ik vergeleek dat met mijn eigen instelling als christen: ik ben bereid om veel te geven, maar ik verwacht er ook iets voor terug. Eigenlijk verwacht ik dat mensen God ontmoeten en in Hem gaan geloven. ‘Zieltjes winnen’ heet dat.
De vraag was waar mijn hart echt lag: bij die mensen of bij de kerk. Ik dacht dat het bij de mensen lag, maar klopt dat wel als ik van alles organiseer om ze kennis te laten maken met mijn denkbeelden? Ik gun ze van harte de rijkdom die ik heb ontdekt en ik wil ze heel graag laten weten hoe bijzonder God is, dus het gaat om de mensen, toch? Maar deze vraag gaat een slag dieper, want, als ze niks willen weten van mijn denkbeelden, blijf ik dan van ze houden en blijf ik mij voor hen inspannen, of ga ik dan liever verder naar anderen die wel geïnteresseerd zijn in mijn God?
Begin deze week was ik bij een bijeenkomst van de gemeente Den Haag met allerlei levensbeschouwelijke organisaties. De vraag was: hoe kunnen we elkaar helpen bij het ondersteunen van mensen die hulp nodig hebben. De gemeente weet niet goed wat de organisaties doen en de organisaties weten vaak niet wat de gemeente kan doen. Er bleek een grote bereidheid om samen te werken. Protestante, roomse, islamitische, hindoeïstische, boeddhistische en humanistische organisaties vonden elkaar en de gemeente in de zorg voor de zwakken.
Ik moest denken aan de vele evangelische kerken die ik ken. De meesten staan helemaal niet te trappelen om samen te werken. Niet met kerken van Roomse richting, eigenlijk ook niet met kerken van een andere protestante richting en zelfs liever niet met andere evangelisch kerken, want in de details verschillen we toch best wel veel. Daarnaast ik heb ook overwegingen gehoord als:
“Stel dat je samen een maaltijdproject doet en er komt iemand tot geloof, bij wie komt die dan in de kerk?”
“Stel dat jouw jeugd die andere kerk leuker vindt, dan raak je ook nog je eigen mensen kwijt.”
“Stel dat er veel mensen gaan helpen in allerlei gezamenlijke of stedelijke projecten, dan dreigt er een vrijwilligerstekort voor de eigen parochie.”
“Iedere kerk zorgt voor de eigen schaapjes.”
We willen mensen bereiken met het evangelie, maar iedere kerk staat achter zijn eigen marktkraampje te roepen dat haar waren het beste zijn. We lijken soms meer op concurrerende filialen dan op leden van één lichaam.
Wat zou er gebeuren als we als kerken de kerk niet meer centraal stellen maar de mensen waarvoor we goed nieuws hebben? Wat zou er gebeuren als we 1 Johannes 4: 7-12 gaan proberen uit te leven?
“Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.
Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.
Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben. Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden.”
“Want zoals Hij is, zijn ook wij in deze wereld.” (vs. 17)