In de (belasting)wetgeving van het volk Israël is de regel vastgelegd dat iedereen 10% van de opbrengst van zijn werk naar de tempel brengt als salaris voor de stam van Levi. De Levieten hebben geen eigen grond omdat ze zijn uitgekozen voor de tempeldienst en daardoor kunnen ze niet in hun eigen inkomsten voorzien. (Numeri 18:20-21) Daarnaast worden de vreemdeling, de wees en de weduwe ervan onderhouden, omdat die ook geen eigen inkomstenbron hadden. (Deuteronomium 26:12)
Zoals met alle regels uit het Oude Testament, was ook dit een eigen leven gaan leiden. Farizeeën in de tijd van Jezus gingen zelfs zo ver dat ze tienden van hun kruidentuintje naar de tempel brachten. Ze namen het zekere voor het onzekere, bang als ze waren om de geboden te overtreden en daardoor geconfronteerd te worden met Gods vloek. (Mattheüs 23:23)
Afhankelijk van de kerkrichting neemt men de tienden heel serieus of hecht men er niet veel waarde aan. Dát de gemeenteleden moeten bijdragen aan gebouw, salarissen en activiteiten, is niet meer dan logisch, daar is iedereen het wel over eens.
Labels:
-
Als je je tienden niet geeft, beroof je God (Maleachi 3:8-10)
-
3% van je inkomen naar de kerk is een mooi bedrag
-
Ik geef geen vast percentage, maar wat ik op mijn hart krijg
-
Ik geef mijn tienden aan zending en goede doelen, de kerk is rijk genoeg
-
Ik geef niet, want ik heb mijn geld zelf veel te hard nodig
Hoe je er ook tegenaan kunt kijken:
Nadat hij God had ontmoet in een droom, “legde Jakob een gelofte af en zei: Als God met mij zal zijn en mij zal beschermen op deze weg, waar ik op ga, en mij brood zal geven om te eten en kleren om aan te trekken, en ik in vrede in het huis van mijn vader zal terugkeren, dan zal de HEERE mij tot een God zijn. (…) En van alles wat U mij geven zult, zal ik U zeker het tiende deel geven.” (Genesis 28:20-22)
Dit gaat niet over rekeningen betalen of over wat moet van de wet. Het gaat ook niet over zegen krijgen door je netjes aan de regels te houden. Het gaat over God die jou zegent en dat je daar dankbaar voor bent. Het gaat over God die jou zegent, waardoor je tot een zegen kunt zijn. Dit is de belofte van God aan Abraham, Izaak en Jacob en aan alle gelovigen als kinderen van Abraham.
“God is in staat om jullie alles overvloedig te geven. Daardoor zullen jullie zelf in alle dingen op elk moment meer dan genoeg hebben. En daardoor kunnen jullie ook gul aan anderen geven.” (2 Korintiërs 9:8)
Veel mensen vinden het erg moeilijk om van hun geld gescheiden te worden. Ze betalen liever geen belasting, of in ieder geval zo min mogelijk. Ze betalen ook liever geen vaste bijdrage aan de kerk. Toch willen de meeste mensen wel goede wegen, goed onderwijs, een goede gezondheidszorg, goede kerkgebouwen, een goed geschoolde voorganger en goede musici met goede apparatuur. Eigenlijk willen we het liefst voor een dubbeltje op de eerste rang.
Probleem is misschien dat de kerk zo vanzelfsprekend is dat het eigenlijk geen prioriteit heeft. Ze is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Of je nu wel of niet geeft, veel of weinig, het maakt niet veel uit op het grote geheel. Dus als het een keer niet uitkomt, dan geef je niet. Of je geeft € 30,- per maand, want dat ben je ook aan de sportclub kwijt. Waarom zou je €200,- per maand moeten geven? Dan houd je zelf maar € 1800,- over.
Mijn pijnpunt was dat ‘ze’ mijn geld lang niet altijd uitgeven op de manier waarop ik dat zelf zou doen. Het liefst gaf ik voor een project, dan wist ik waar het aan besteed werd en dan zag ik concrete resultaten voor ‘mijn geld’. Maar dat is niet de manier zoals het werkt. De kerk is een lichaam. Je kunt niet ‘de hand’ onderhouden omdat je aanraken mooi vindt en ‘de voet’ laten afsterven omdat je niks met lopen hebt. Er is natuurlijk discussie mogelijk over de taken van de kerk en welke bedragen daar naartoe moeten gaan, maar als dat is vastgesteld, dan is het zaak dat alle leden hun schouders eronder zetten en naar vermogen meedragen.
Zou het niet leuk zijn als je een begroting maakt voor een nieuw kerkelijk jaar, dat iedereen meldt wat hij of zij het komende jaar kan bijdragen en dat je dan geld overhoudt? Dat je dan kunt gaan kijken aan welke kerk of welke organisatie je kunt geven? Of dat je als kerk de extra dingen kunt gaan doen die op je verlanglijstje staan? Dat is toch veel leuker dan een bedelbrief omdat het geld bijna op is?
‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen’ oftewel ‘het fijner is om te geven dan om te krijgen’ staat er in Handelingen 20:35. Ik zou zeggen: probeer dat eens uit door naar vermogen bij te dragen.
God beroven
In Maleachi 3:8-10 wordt gesproken over God beroven door niet je tienden te geven. Dat wordt weleens letterlijk doorgetrokken naar vandaag, inclusief de belofte dat, als je je tienden aan de kerk geeft, de hemelsluizen voor je open gaan. Daarbij wordt dan niet gedacht aan regen, maar aan materiële zegen.
Maar, de profeet Maleachi heeft het niet tegen ons. Hij spreekt tegen het volk Israël, ongeveer 400 jaar voor de komst van Christus. Tekort aan voorraad in de tempel (de tienden en eerstelingen werden opgeslagen in voorraadkamers in de tempel) leidde ertoe dat de Levieten te weinig salaris kregen en zich daardoor niet konden focussen op het onderwijs, de aanbidding, de offerdienst en de tempel, en dat de zwakken in de samenleving tekort kwamen. Hierdoor werd God beroofd. Er was een tekort in Zijn huis.
Dat was trouwens niet het enige wat er aan de hand was in die tijd. Als je de rest van Maleachi leest, dan blijkt dat er een algehele minachting voor God was. Het niet volledig geven van de tienden was slechts een van de symptomen.
Het gevolg was dat God de hemelsluizen had gesloten, waardoor het letterlijk niet regende en dus de oogsten mislukten. Zo werkten de zegen en de vloek van de wet (Deuteronomium 11:13-18).
Als we het dus gaan hebben over tienden en hemelsluizen, dan is dit de context waarin we dat moeten doen. Het gaat over het structureel minachten van God door de kantjes er vanaf te lopen en te denken dat God dat toch niet merkt, en het gaat over de werking van zegen en vloek als onderdeel van het Oude Verbond.
Sinds Christus de vloek gedragen heeft en we door Zijn bloed deel hebben aan het Nieuwe Verbond, staan er geen sancties meer op overtreding, maar is er vergeving (Hebreeën 10:15-18). Er is daarom geen offerdienst meer nodig en geen bemiddeling door priesters.
God woont in ons en niet meer in de tempel; gelovigen hoefden dus niet langer een groot gebouw en een hele priesterkaste te onderhouden.
Wat wel bleef is de zorg voor vreemdeling, weduwe en wees. Je ziet in het Nieuwe Testament dan ook geen oproep om je tienden te geven, maar de gewoonte om te delen wat je hebt, zodat niemand tekort komt. (Handelingen 2:25, 11:28-30; Romeinen 15: 25,26; 1 Korintiërs 16:1-3; 2 Korintiërs 8:1-16).
De weduwe, wees en vreemdeling worden tegenwoordig voornamelijk door de overheid onderhouden en daar betalen we belasting voor. De dominees, pastores, voorgangers en andere betaalde krachten in de kerk kunnen we zien als hedendaagse Levieten. Onze gebouwen moeten net als de tempel onderhouden worden, dus een vast percentage van je inkomen is misschien Oud Testamentisch, maar wel degelijk weer van toepassing. De 3% die de grote kerkgenootschappen vragen, lijkt mij een heel reëel bedrag om mee te beginnen. Hoe meer je hebt gekregen, hoe meer je ook kunt geven. “Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.” (2 Korinthe 9: 7)