Thuis komen

Het gevoel van thuiskomen is een van de fijnste gevoelens die ik ken. Thuis is de plek waar je je op je gemak voelt, waar je jezelf kunt zijn, waar je hoort. De plek waar je wordt begroet door het bekende; door jouw mensen, jouw dieren, jouw spulletjes, jouw sfeer, jouw wifi. Je schopt je hakken uit, verruilt je pak voor een joggingbroek, of niet, en laat je tevreden omarmen door de bank. Je bent weer thuis….

Jezus vertelt in Lucas 15 een verhaal over twee zonen die wel thuis wonen, maar niet thuis zijn. De jongste heeft het helemaal gehad met zijn vader en besluit te vertrekken. Zonder blikken of blozen vraagt hij om zijn erfenis; wat hem betreft kan zijn vader net zo goed dood zijn. Ik weet niet hoe ik hierop zou reageren. Aan de ene kant zou ik intens verdrietig zijn dat mijn eigen kind me niet meer wil zien. Aan de andere kant zou ik woest zijn. “Hoe haal je het in je hoofd om mij uit je leven te schrappen, maar wel nog even mijn geld te willen?” Wat deze vader voelt, weten we niet, maar we lezen wel wat hij doet: “Hij verdeelt zijn vermogen tussen zijn twee zoons”.

De jongste verkoopt wat hij heeft gekregen en vertrekt naar zijn droomleven. Hij kan doen waar hij zin in heeft, niemand die hem nog langer de wet voorschrijft. Zolang hij geld heeft, is het één groot feest, maar zodra het geld op is, spat zijn droom als een zeepbel uit elkaar. Zijn nieuwe leven bleek vluchtig en leeg, zinloos als najagen van de wind. Een thuis heeft hij niet gevonden.

De oudste zoon blijft thuis en werkt hard in het bedrijf van zijn vader, of wat ervan over is, nadat zijn broer een groot deel heeft verkocht. Hij wil dat zijn vader trots op hem is, dus hij doet alles zoals hij denkt dat zijn vader het zou willen. Maar ook hij vindt geen thuis in zijn eigen huis. Hij voelt zich eerder een knecht.

Dan komt de jongste zoon terug. Hij zit zo aan de grond, dat het enige wat hij nog kon bedenken is een knecht worden in het bedrijf van zijn vader. Hij heeft spijt van wat hij gedaan heeft en hoopt dat, als hij zijn excuses aanbied, er toch nog een baantje voor hem in zit. Het woord thuis heeft hij allang uit zijn woordenboek geschrapt.

De vader ziet zijn jongste zoon in de verte aankomen. Zijn hart breekt, hij rent op hem af en sluit hem in zijn armen. Excuses worden gesmoord in zijn omhelzing. De vader vraagt niet wat hij heeft gedaan, leest hem niet de les over zijn slechte gedrag en laat zijn zoon zelfs niet even weten hoe gekwetst hij is. Zonder te oordelen en zonder genoegdoening te eisen, neemt de vader zijn jongste zoon mee naar binnen en laat hem weten dat hij hier thuis hoort.

De oudste zoon hoort dat zijn broer is thuisgekomen en ontploft als hij merkt dat zijn vader dolblij is dat ‘die zoon van hem, die uitnemer’, weer terug is. “Mijn vader is nooit zo enthousiast geweest over mij, terwijl ik alles doe wat hij wil”, gromt hij. “Ik heb nog nooit iets voor mezelf gevraagd en hij heeft mij nog nooit iets gegeven. Nu komt die hoerenloper thuis en wordt er zelfs een feest georganiseerd!” De stoom komt uit zijn oren.

En wat heeft de vader daarop te zeggen? Geeft hij zijn oudste zoon gelijk?

“Lieve jongen”, zegt de vader, “jij bent hier thuis. Je kunt gewoon pakken wat je wilt, het is allemaal van jou. Je hoeft het niet te verdienen, je hebt mijn goedkeuring niet nodig, je bent geen knecht, je bent mijn zoon en de mede-eigenaar van het hele bedrijf.”

Precies hetzelfde had hij tegen zijn jongste zoon kunnen zeggen. De jongste zoon dacht dat hij geen vrijheid had om zijn eigen leven in te vullen, terwijl zijn vader hem gewoon alle ruimte gaf.

Beide zonen hebben hun thuis verloren doordat het beeld dat ze van hun vader hadden, niet klopte.

Jezus vertelt dit verhaal om iets duidelijk te maken aan de geestelijke bobo’s van zijn tijd. Die lopen te mopperen op hem, omdat Hij zich niet aan hun versie van de wet houdt. Zij zijn eigenlijk die keurige oudste zoon, die zo zijn best doet. Ze denken dat ze met goede werken Gods goedkeuring kunnen verdienen en zijn daardoor vooral bezig met de regeltjes en niet met God zelf.

De jongste zoon staat voor al die randfiguren van de toenmalige maatschappij die het hebben opgegeven. Ze kunnen toch nooit aan al die regeltjes voldoen, dus ze waren vertrokken. God heeft geen plaats meer in hun leven. Totdat ze merken dat het er alleen maar slechter op wordt. Totdat ze bedenken dat het mét God toch wel beter is dan zonder God. Totdat ze de gok wagen en weer opzoek gaan naar God.

In de persoon van Jezus ontmoeten ze hun God eigenlijk voor de eerste keer. Hij blijkt niet kwaad op hen te zijn, maar blij dat ze weer terug komen naar huis. Hij blijkt niet van de regeltjes, maar van de relatie. Hij blijkt niet veroordelend, maar vergevend. Hij is heel anders dan ze hadden gedacht.

Het mooiste thuiskomen is thuiskomen bij God.

Comments