‘Slapeloze dromen’, las ik in het voorbijgaan op een muurtje. Herkenbaar. Ook bij mij spoken visioenen. Dingen die ik wil, bijna kan aanraken, maar toch net buiten bereik blijven. Mogelijkheden die zich ontijdig aandienen en als zand door de vingers wegvloeien, ongrijpbaar weer verdwijnen. Wanneer word ik wakker in een leven dat klopt?
Er zijn zoveel dingen te willen, zoveel om van te dromen, maar hoe weet je wat voor jou is weggelegd? Hoe weet je wat de juiste keuze is?
Ik las laatst een vraag uit reformatorische hoek van iemand die had ontdekt dat hij best wel een dure smaak had en graag mooie dingen om zich heen wilde. Of dat mocht van God. Nou van Calvijn eigenlijk niet, maar in Prediker stond wel zoiets als ‘gezegend zijn als je kunt genieten van wat je met hard werken hebt bereikt’, dus kwam er als zuinige conclusie: ‘geniet, maar wel met mate’.
Ikzelf zit bij de happy clappy people die een tik van de abundant life hebben meegekregen, dus bij ons zijn mooie dingen meer dan welkom. God is een God van overvloed en dat stralen we graag uit.
Zelf geloof ik niet echt in abundant life: dat God je overvloedig zegent als je de juiste dingen bidt, de juiste dingen doet, de juiste dingen gelooft, de juiste dingen uitspreekt, of de juiste dingen zaait. Ik vind dat een beetje bijgeloof; het lijkt voor mij op het magisch denken van kleine kinderen en OCD-ers. “Als ik maar niet op de witte strepen van de zebra stap, dan overkomt me niets ergs.” Maar waar je mee omgaat, daar wordt je toch mee besmet, dus eigenlijk verwacht ik wel een beetje dat ik ‘de wensen van mijn hart’ krijg, want ik ben best een goede gelovige. Ik hoop toch een beetje op een hoopvolle toekomst, die liefst snel komt, want ik heb slapeloze dromen.
Maar, heb ik wel recht op geluk? Heb ik wel recht op een voorspoedig leven? Doordat ik er hard voor werk, bijvoorbeeld, of een goed mens ben, of in de juiste God geloof? Jezus zegt dat Hij Zijn zon laat opgaan over slechte en goede mensen, en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Matteüs 5:45). In het Oude Testament, onder het oude verbond, hadden de rechtvaardigen nog een streepje voor. De uitverkoren gelovigen konden bij goed gedrag rekenen op genoeg regen op de juiste tijd, zodat er voorspoed zou zijn vanwege de goede oogsten, maar als ze van Gods geboden zouden afwijken, dan zou er droogte zijn en honger (Deuteronomium 11: 13-17).
Het nieuwe verbond dat Jezus aanbiedt, heeft dus een heel andere dynamiek. Omdat het niemand lukt om 100% rechtvaardig te zijn – ook niet na beloftes van beloning, of dreiging met straf – is dit systeem geschrapt. Het is aan het kruis genageld (Kolossenzen 2:14). Goede werken leveren dus niet langer automatisch beloning op.
“Mijn genade is genoeg”, krijgt Paulus dan ook te horen als hij vraagt om verlossing van de continue pesterijen van de satan (2 Korinthe 12:7-10). Als iemand zich heeft ingezet voor het evangelie, dan is het Paulus wel. Dus je zou verwachten dat híj dan toch wel krijgt waar hij voor bidt. Zeker nu het gaat om het verdrijven van een geestelijke macht die al verslagen is – en niet om een riant appartement in Rome – zodat hij zijn werk als apostel nog beter kan doen. Maar nee, Paulus kan het ermee doen. De noden, vervolgingen, en benauwdheden zullen blijven komen. Daardoor zal Paulus de kracht van God nodig hebben en God zal er voor hem zijn. Meer heeft Paulus niet nodig.
Is dat genoeg voor mij? Gods kracht in mijn zwakheid? Gods nabijheid? Gods genade? Er is toch nog meer in het leven dat de moeite waard is? Koning Salomo heeft daar onderzoek naar gedaan en de resultaten opgetekend in het boek Prediker. Van zijn conclusies word je niet vrolijk, maar ze zijn wel vreselijk waar. Zoals bijvoorbeeld:
“Wie het geld liefheeft, wordt van geld nooit verzadigd, en wie de overvloed liefheeft, niet van inkomsten. Ook dat is vluchtig.
Waar het goed vermeerdert, vermeerderen zij die het opeten. Welk voordeel hebben dan de bezitters ervan, behalve dat hun ogen ernaar kunnen kijken?
De slaap van de arbeider is zoet, of hij nu weinig of veel te eten heeft, maar de overvloed van een rijke houdt hem uit de slaap.” (5:9-11)
Dromen van bezit zorgt voor slapeloze nachten en bezit spookt in je dromen. Daar word je niet gelukkig van. Iets bezitten wat je graag wil, lijkt misschien geweldig, maar de bijwerkingen moet je niet onderschatten, zegt Salomo en hij kan het weten. Hij ging uiteindelijk toch de mist in met zijn 1000 vrouwen, hoewel hij de wijste man op aarde was (1 Koningen 11:1-10).
Niet meer dromen dan? Geen keuzes meer willen maken die allerlei onvermoede gevolgen kunnen hebben? Met mate genieten? Genoegen nemen met het leven dat je ‘toevalt’?
Dat lees ik echt nergens in de bijbel. Dat is één grote avonturenroman van mensen die juist de gebaande paden verlaten en enorme risico’s nemen. Alleen doen ze dat niet omdat ze op zoek zijn naar bezit of geluk, maar omdat ze zich geroepen voelen. Ze voelen zich niet geroepen om hun eigen leven te verbeteren, maar om deel te nemen aan iets groters. Dat levert rustgevende dromen op en visioenen vol hoop.
Het is leuk om naar iets uit te zien en aan iets te werken, maar nu het slapeloze dromen worden, ga ik ze inruilen voor iets groters.
Voor dit grotere zal ik Gods kracht en wijsheid hard nodig hebben. Gelukkig is Hij de ‘Ik ben’, wiens genade genoeg is, en die het zijn beminde geeft in de slaap (Psalm 127:2).