- Inleiding
- Iedereen is gelijk
- Leiderschap in de bijbel
- Kerkgeschiedenis
- Rollen en posities in de kerk
- De Vijfvoudige Bediening
- Oudsten en opzieners
- Waar komt de dominee vandaan?
- Apostelen en evangelisten
Bijna 5200 woorden, 9 A4tjes
Als je de bijbel leest, dan valt het op dat er juist niet in rangen en standen wordt gedacht. Iedereen is gelijk: “Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus” (Galaten 3:26-28).
De een is niet beter dan de ander: “Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God” (Romeinen 3:23), oftewel het is niet onze verdienste dat God naar ons omkijkt.
“Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen (Efeze 2:7-9).
Zelfs wat we doen maakt geen verschil. Het is de bedoeling dat we goede werken doen, dat is de normaalste zaak van de wereld, niet iets om over op te scheppen. En dat je dat kunt doen is ook al geen verdienste want “We hebben allemaal van God verschillende gaven gekregen. Voor elke gave geeft God ons zijn hulp”(Romeinen 12:6 BB).
“Doe niets om er zelf beter van te worden of om erover te kunnen opscheppen. Maar wees bescheiden en vind andere mensen belangrijker dan jezelf. (…) Wees net zo bescheiden als Jezus Christus was. Hij was God. Maar Hij vond dat niet zó belangrijk, dat Hij het niet los kon laten. Nee, Hij heeft zelfs al zijn goddelijkheid opgegeven. Hij kwam naar de aarde om een dienaar te worden” (Filippenzen 2:3-7BB).
Leiderschap in de bijbel
Binnen deze context is er wel sprake van leiderschap in de bijbel.
Als eerste het leiderschap van God, de Koning het koningen, de Heer der heren.
Aan het hoofd van alles staat Christus, “God heeft Hem over alles de macht gegeven: Hij is Heerser geworden over alles wat er is. En Hij heeft Hem gemaakt tot het Hoofd van de gemeente” (Efeze 1:22).
Oude Testament
In het Oude Testament zie je in het begin van de geschiedenis van het volk Israël familiehoofden of oudsten leiding geven aan hun familie en stam. Later komen daar Richteren of Rechters bij die periodiek aan het hele volk leiding geven en uiteindelijk komen er koningen, een overerfelijk leiderschap, bedoeld om het hele volk te leiden.
Naast dit praktische leiderschap is er een geestelijk leiderschap en een godsdienstig leiderschap.
Mozes combineerde deze drie in het begin van zijn bediening, maar al snel werd Aaron aangewezen als hoofd van de godsdienstdivisie: de priesters. Zij zorgden voor de aanbidding, de tempeldienst en de offers. Na verloop van tijd werden de priesters ook ingezet bij het onderwijzen van de wet.
Het geestelijk leiderschap deelde Mozes met andere profeten, zoals zijn zus en broer. Het praktische leiderschap deelde Mozes met de oudsten van de families. Hij bleef wel de eindverantwoordelijke richting God.
Bij de Rechters zie je ook de combinatie van praktisch en geestelijk leiderschap nog, maar bij de koningen zie je dat steeds meer losgekoppeld worden. David en Salomo spraken nog zelf met God over wat zij doen zouden, latere koningen hadden profeten nodig om te weten wat God wilde in een specifieke situatie. Ook het volk raadpleegde profeten, ieder stad had zijn eigen geestelijke divisie (2 Kronieken. 18:5, 2 Koningen. 2: 3,5). Profeten hadden daarnaast ook de taak om te waarschuwen als de koning en het volk afweken van God.
Uiteindelijk was er helemaal geen koning meer en vanaf die tijd stond het volk onder leiding van de hoge priester, samen met oudsten en profeten.
Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament zie je dat in de eerste gemeenten het godsdienstige, geestelijke en praktische leiderschap weer gecombineerd wordt. De apostelen hebben al deze facetten onder hun hoede. Ze leren de mensen wat Jezus heeft gedaan en gezegd en ze beslissen wat er op praktisch gebied moet gebeuren.
Al snel zie je dat er diakenen komen om te ondersteunen bij het praktische werk en daarna zie je oudsten verschijnen, die assisteren met de godsdienstige en geestelijke zaken (Handelingen 15).
Met de godsdienstige en geestelijke leiding is iets bijzonders aan de hand.
In het Oude Testament waren priesters nodig voor de tempeldienst en voor het onderwijzen van de wet. Profeten waren nodig om Gods wil door te geven, zij waren de enkelingen aan wie Gods Geest werd gegeven.
Met de kruisiging en opstanding van Jezus Christus is er een einde gekomen aan de priesterdienst (Hebreeën 10:5-7,12).
En met de uitstorting van de Heilige Geest wordt Gods wet niet meer in steen, maar in ons binnenste geschreven, in ons hart en in ons verstand. We hoeven elkaar niet meer te leren wie God is, want iedereen, van hoog tot laag, zal Hem kennen. Hij zal al onze ongehoorzaamheid vergeven. Hij zal er zelfs niet meer aan denken. (Jeremia 31:33, Hebreeën 8 :10,11 10 :16)
Er zijn geen offers meer nodig en er is geen onderwijs meer nodig, dus ook geen aparte godsdienstdivisie die leiding geeft, want iedereen heeft toegang tot God via Jezus en kennis van God via de Heilige Geest.
De Heilige Geest doet meer: jong, oud, man, vrouw zij zullen profeteren (Handelingen 2: 16-18).
De heilige Geest zal ons de hele waarheid laten zien. Hij zal zeggen wat Hij van God moet zeggen. Hij zal ons vertellen wat er in de toekomst gaat gebeuren. Hij zal Christus eren, want Hij zal ons vertellen over alles wat van Hem en de Vader is. (Johannes 16:12-15)
Dus iedereen kan profeteren, iedereen weet wat God wil en iedereen kent God. Er is dus geen aparte geestelijke divisie meer nodig die leiding en richting geeft.
Toch zie je dat de apostelen begonnen met uitleggen wat het evangelie nu precies was, zodat mensen tot geloof kwamen. Ze leerden de Joden dat er nu genade is en dat Jezus de Messias is. Ze leerden de niet-Joden dat de Messias ook voor hen is gekomen. Dat wat voor de Joden geldt, nu ook voor hen beschikbaar is.
Je ziet ook in het Nieuwe Testament dat het nodig blijft om vragen uit de nieuwe gemeenten te beantwoorden, ze te corrigeren als ze iets niet goed begrijpen, ze te helpen een antwoord te vinden op de tijdsgeest en om een stukje organisatie aan te brengen in de kerk.
Dat betekent niet dat de apostelen alle antwoorden hebben of dat ze het voor het zeggen hebben. Het betekent dat de apostelen bepaalde gaven en kennis hadden die ze hebben ingezet voor de gemeente. De gemeente is een lichaam. Niet iedereen hoeft individueel het wiel uit te vinden. We mogen van elkaars sterke kanten gebruik maken. We mogen van elkaar leren. We zijn aan elkaar gegeven om elkaar verder te helpen en om op elkaar te kunnen terug vallen. Daarvoor zijn er verschillende gaven gegeven aan de gemeente (Romeinen 12 en 1 Korintiërs 12) en daar kom ik nog uitgebreid op terug.
Kerkgeschiedenis
In ruwweg de eerste 150 jaar na Christus zie je overal in Europa groepjes christenen ontstaan die ongeveer zo functioneren als de eerste gemeenten. De apostelen worden opgevolgd door nieuwe leiders waar men terecht kan met vragen, maar die ook ontwikkelingen op geestelijk gebied in de gaten houden. Net als Paulus, Petrus en Johannes schrijven deze bisschoppen ook brieven en waarschuwen voor bepaalde leerstellingen die niet overeenkomen met de mainstream evangeliën.
Bisschop komt van het griekse epi-skopos: op-zichter.
Daarna komt er steeds meer structuur in de kerk. Er kwamen aartsbisschoppen, dat zijn bisschoppen die leiding gaven aan een gemeente die door de apostelen zelf gesticht was. De bisschop wordt vervolgens bijgestaan door priesters (presbyter=oudste) en diakenen, er kwamen leraren, subdiakenen, dienaren, deurwachters en andere mooie titels. De functies werden ambten en de geestesgaven kwamen onder hun gezag. Voor vrouwen was steeds minder plaats in deze officiële functies.
De theologie wordt ook steeds meer ontwikkeld, onder andere in reactie op stromingen die Griekse filosofie vermengen met het evangelie. Er wordt een geloofsbelijdenis geformuleerd en er wordt vastgesteld welke geschriften wel kloppen en welke niet en zo krijgt ook het Nieuwe Testament vorm. De bisschop van Rome is rond 220 de belangrijkste bisschop, want de gemeente van Rome is door twee apostelen gesticht. Hij krijgt een doorslaggevende stem bij dogmatische en bestuurlijke verschillen.
We zijn dan al ver verwijderd bij de praktijk van de eerste gemeente in Jeruzalem waar in gezamenlijkheid beslissingen werden genomen.
Ruim 300 jaar na Christus wordt het christendom de staatsgodsdienst in het Romeinse rijk. Er worden kerken gebouwd, de zorg voor zieken en zwakken wordt georganiseerd en de eerste kloosters ontstaan met speciale leefregels voor degenen die zich aansluiten.
Weer honderd jaar verder raken kerk en staat zo met elkaar vermengd dat de macht in de westerse wereld afwisselend bij de vorst en bij de kerk ligt. Bij een zwakke koning ‘grijpt’ de kerk de macht, een sterke koning pakt die macht vervolgens weer terug. Dat gaat zo ruim duizend jaar door. De kerk is een machtsinstituut geworden dat meent de wereld te kunnen besturen. Iedere keer als de kerk enorm ontspoort is, komt er een klein groepje dat waarschuwt en zegt dat de kerk terug moet naar haar wortels. Er ontstaat een (klooster) gemeenschap die zuiverend werkt op de leer van de kerk en op de praktijk en daarna gaat het een tijdje beter. Je zou een parallel te trekken met het boek rechters in de bijbel, waar God ook telkens mensen stuurt die het volk Israël terug naar Hem moet brengen.
Ondertussen zijn de verschillen tussen de oosterse en de westerse kerk steeds groter geworden en in 1054 komt het tot een breuk als de hoofden van de westerse en de oosterse kerk elkaar uit de kerk zetten. Er zijn theologische verschillen, verschillen in de liturgie, maar het gaat toch vooral om wie de macht heeft.
Zo’n 500 jaar later is er een nieuwe breuk: de reformatie. De protestanten scheidden zich af van de Rooms Katholieken. Wie de macht heeft is altijd een factor, maar het gaat nu vooral om theologische verschillen en de praktijk zoals die gegroeid is in de loop der eeuwen.
Binnen de protestantse kerk blijft het niet lang rustig en het lijkt wel of ieder verschil van inzicht leidt tot een nieuwe scheuring.
De wederdopers die als derde partij uit de reformatie ontstond kent zijn eigen ontwikkeling. Vanaf het begin is deze groep vervolgd en later met argusogen gevolgd door zowel de Roomsen als de protestanten. Volwassendoop en de kerk onafhankelijk van de staat waren toen gevaarlijke standpunten die het gezag van de staat (en de kerk) over haar burgers ondermijnde.
Ook bij de wederdopers versplinterde de aanhang. We kennen nu de Mennonieten of doopsgezinden en de Amish als twee uitersten van het spectrum. Baptisten en pinksterkerken zijn beïnvloed door deze theologie.
Het heden
Ondertussen zitten we met een enorm versnipperd landschap. Iedere kerk zegt zich te baseren op de bijbel voor zowel de theologie als de gewoonten en gebruiken, als de organisatiestructuur. Over de gewoonten en gebruiken heb ik in het vorige deel het een en ander gezegd. In dit deel komt vooral de organisatiestructuur aan bod. Hoe hebben de diverse kerkgenootschappen leiderschap ingevuld en naar aanleiding van welk bijbels voorbeeld? Hoe zou je daar ook tegenaan kunnen kijken?
Rollen en posities in de kerk
De Vijfvoudige Bediening
ef 4:11
Harol Eberle heeft een boek aan De Vijfvoudige Bediening gewijd en toen ik het de eerste keer las was ik zwaar onder de indruk. Dit was het antwoord voor de kerk! Niks dominees en kerkenraad, niks raad van oudsten en diakenen, niks pastors en staf. Een kerk geleid door mensen die daarvoor van de Heilige Geest de gaven hadden gekregen en elkaar in evenwicht hielden. Zo moest het, daar moesten we naartoe!
Ik was nog jong, zullen we maar zeggen.
Labels:
Apostelen zijn gemeentestichters
Profeten spreken de woorden van God
Evangelisten vertellen het goede nieuws
Herders zijn de leiders van de kudde
Leraars geven onderwijs
Hoe je er ook naar kunt kijken
Zou Christus als Hoofd van de kerk niet zorgen voor de juiste mensen op de juiste posities? Volgens mij is het overgrote deel van de leden van het overgrote deel van de gemeenten tevreden met hun kerkleiding. Tegelijk kunnen we vaststellen dat het nergens perfect is, maar ik denk dat het een illusie is te denken dat het met een vijfvoudige bediening als leiding van de kerk ineens zoveel beter zal worden. Iedere kerkleiding nu is gericht op het Hoofd en doet zijn best om de gemeente op te bouwen. Misschien vinden wij dat dat beter kan, dat ze het anders moeten aanpakken, dat ze met hun tijd mee moeten gaan of juist de traditie moeten bewaren, dat er meer geëvangeliseerd moet worden of juist meer omgekeken naar de eigen mensen, meer aandacht voor de jeugd, of juist voor de ouderen. Wij vinden altijd een heleboel, wij stuurlui aan de wal. Ik schrijf er zelfs een boek over.
Feit is dat een kerkleiding, ook als die uit de complete vijfvoudige bediening bestaat, de koers van een gemeente niet al te drastisch kan veranderen zonder dat een deel van de mensen overboord slaat. Ze zullen moet schipperen tussen al die meningen en het algemene belang in het oog moeten houden. Dat klinkt niet zo dynamisch als het beeld wat Harold Eberle schetst, en dat is het ook niet.
Herder zijn is stapje voor stapje met je kudde optrekken, leraar zijn is week in week uit onderwijs geven en kleine veranderingen zien, evangelist zijn is jaren investeren voor die ene doorbraak, profeet zijn betekent telkens opnieuw bemoedigen en vermanen, apostel zijn is geduld hebben en hard werken totdat dat kleine begin met die paar mensen uitgroeit tot een gemeenschap die verantwoordelijkheid voor elkaar draagt.
Kerkzijn gaat niet om de leiding, maar om al die mensen die elkaar liefhebben, vasthouden en opbouwen. Mensen die op deze manier samen laten zien wie God is. De leiding van de kerk is ervoor om te zorgen dat de mensen dit ook kunnen.
Misschien is de grootste leugen uit de geschiedenis wel dat de ‘gewone’ mensen in de kerk dat helemaal niet kunnen, maar dat je daarvoor een speciale gave of bediening nodig hebt, of een speciale opleiding of een zalving. Dat je daarvoor een leider moet zijn of een ambt moet bekleden of op een nadere manier moet zijn aangesteld. Hierdoor is het grootste deel van de gemeente uitgeschakeld voor actieve dienst. “De dominee heeft er voor doorgeleerd, die kent de bijbel en weet hoe je moet bidden. Dat kunnen wij gewone mensen niet, dus als er iemand ziek is, oud, net geboren, of om een andere reden speciale aandacht nodig heeft, dan roepen we de voorganger. Als het echt niet anders kan, dan mag een ouderling ook.” In veel gemeenten zijn we al wat verder, want er zijn tegenwoordig ook allerlei teams die dit werk doen.
Volgens mij zou 75-85 % van de mensen in staat moeten zijn anderen te bemoedigen, te troosten, te steunen of verder te helpen. We zijn immers allemaal ervaringsdeskundigen? We zijn allemaal wel eens getroost, bemoedigd, gesteund of verder geholpen door iemand. Het gaat lang niet altijd om de juiste bijbeltekst en de mooiste woorden bij het gebed. Iemand die naar je luistert, je begrijpt en een arm om je heen slaat is vaak net zo behulpzaam.
Aan de andere kant hebben veel van ons het gevoel dat als de voorganger niet is langs geweest, de kerk niets van zich heeft laten horen. Van dat idee moeten we ook af. We zijn samen de kerk, we zijn een gemeenschap, een lichaam. Het maakt niet uit wie er langskomt, iedereen is even waardevol. Iedereen die aan je denkt en een kaartje stuurt, even opbelt of appt, is een vertegenwoordiger van Christus en de kerk. En omgekeerd, als jij zelf aandacht geeft aan iemand vertegenwoordig jij Christus en de kerk.
Natuurlijk zijn er mensen die een talent of een gave hebben op dit vlak, maar dat houdt niet in dat de rest niks kan betekenen voor een ander. Laten we gewoon ons hart volgen en met elkaar meeleven, zoals we altijd deden, en dat goed genoeg verklaren.
Oudsten en opzieners
Opziener is de vertaling van Episkopos, waar het woord bisschop van is afgeleid.
Oudsten of ouderlingen komt van presbys wat ouder in leeftijd betekent. In Israël waren het de ouderen met levenservaring die leiding gaven.
Bijna alle kerken hebben oudsten of ouderlingen in het leiderschap van de kerk.
Labels
-
Een raad van oudsten is de bijbelse vorm van leiderschap in de gemeente
-
Ouderlingen worden gekozen door de gemeente
-
Ouderlingen moeten wijze oude mannen zijn
-
Ook mensen zonder gelovige kinderen kunnen oudste/ouderling worden
-
Vrouwen mogen geen oudste zijn
Hoe je er ook tegenaan kunt kijken
Waarom kennen we geen opzieners in de protestante kerk? Titus krijgt de opdracht om oudsten (ouderen) aan te stellen als opzieners die in staat zijn om anderen met heilzaam onderricht te bemoedigen en dwarsliggers terecht te wijzen. Timoteüs moet doorgeven dat de opzieners ervaren mensen moeten zijn die uit hun levenswandel kunnen laten zien dat ze begrijpen waar het evangelie over gaat.
Beiden hebben in de gemeente waar ze naartoe gestuurd zijn te maken met mensen die een hoop onzin verkondigen en de verkeerde dingen leren aan de gemeente. Daarom moeten ze mensen aanstellen die hier corrigerend kunnen optreden. Wat Paulus doet is beschrijven hoe ze capabele mensen kunnen herkennen.
Waarom doen we altijd zo ingewikkeld als het gaat om dingen die in de bijbel beschreven staan? De bijbel zelf leert ons dat het om het hart gaat, dat de wet in ons hart geschreven is, dat het Woord vlees geworden is. De letter maakt dood, de Geest maakt levend (2 Korintiërs 3:6).
En toch, zodra we kunnen, maken we van een aanbeveling een wet waaraan geen jota of tittel veranderd mag worden. Daarmee stoppen we iets wat levend was in een dode vorm zonder flexibiliteit.
Dit was dus precies het probleem in Efeze en Kreta. Daar lagen ze met elkaar overhoop over de juiste toepassing van bijbelteksten. Het draaide daar om wetten en regels en kennis en uiterlijkheden. Genade was ver te zoeken en liefde ook.
Dus wat zegt Paulus: ga op zoek naar mensen die in hun leven laten zien wat een evangelie van liefde en genade inhoudt en die hebben laten zien dat ze dat ook kunnen overdragen.
En wat doen wij:
Er staat “mannen van één vrouw”, dus alleen mannen mogen opziener worden, vrouwen niet. Maar mannen zonder vrouw mogen wel oudste worden.
Er staat “ze moeten gelovige kinderen hebben”, als je kinderen niet gelovig zijn, kom je niet in aanmerking. Als je geen kinderen hebt weer wel.
En zo leggen we alles op een bepaalde manier uit en verklaren onze interpretatie bijna als zaligmakend. Er is niets nieuws onder de zon ….
In iedere gemeente lopen wijze mensen rond die het een en ander hebben meegemaakt. Het zijn de mensen die door het leven zacht zijn geworden. Ze zijn er geweest, weten hoe moeilijk het kan zijn en kunnen anderen daarom bemoedigen. In hun leven hebben ze geleerd terug te vallen op God, Hij is hun rots en hun schild. Ze weten daarom uit ervaring wat belangrijk is en wat niet. Daardoor kunnen ze mensen die de verkeerde kant uit zijn gegaan helpen de weg weer terug te vinden. Ze kunnen de scherpe kantjes van een discussie afhalen, de hoofd en de bijzaken scheiden. Dit zijn de opzieners. Ze kunnen mensen op het persoonlijke en geestelijke vlak leiding geven. Mannen als voorbeeld voor mannen, vrouwen als voorbeeld voor vrouwen (Titus 2:2-5).
Naar dit soort mensen loop je ook graag toe als je vragen hebt, want je weet dat je geen dooddoener als advies krijgt.
Het kan nuttig zijn als algemeen bekend is wie deze opzieners zijn. Als lid weet je dan naar wie je veilig toe kunt stappen. Aan de andere kant hebben deze mensen dan ook autoriteit om op mij af te stappen als ik verkeerde dingen ga verkondigen aan de mensen om mij heen.
Je moet deze mensen niet laten vergaderen over een evangelisatieactie of een tekort aan vrijwilligers bij het kinderwerk. Dat is meestal hun sterke kant niet. Organisatie is een hele andere tak van sport.
Ik pleit dus voor opzieners met een levend geloof, levenservaring en levenswijsheid. Liefdevolle, genadevolle, gewetensvolle mannen en vrouwen die stevig in hun schoenen staan. Dat zie je in hun eigen leven terug door hoe hun gezin functioneert of hun eigen bedrijf, of hoe ze praten over hun baas of over andere mensen, hoe ze met geld omgaan, enz.. Je kunt ook veel afleiden uit hoe andere mensen over hen praten. Deze mensen moeten kunnen bemoedigen, maar ook bijsturen als dat nodig is en ze moeten dat goed kunnen uitleggen. Dit zijn de mensen die anderen vrij mogen aanspreken op hun geloof, hun leer of hun gedrag. (vrij naar Paulus in 1 Timoteüs 3 en Titus 1 en 2)
Waar komt de dominee vandaan?
Dominee is de aanspreektitel voor de predikant van een gemeente. Het is degene die eindverantwoordelijk is voor de zielszorg van de gemeenteleden. Zijn of haar belangrijkste taak is de prediking oftewel het ‘verkondigen van het woord van God’. Dominee betekent letterlijk ‘heer deze huizes’ en figuurlijk ‘de baas’. In oude tijden werd iedereen die respect verdiende met deze titel aangesproken. Wij kennen het nog in de formele briefaanhef: mijn heer.
Je vindt deze titel in de protestantse kerken, maar ook de baptisten en doopsgezinden geven hun predikanten de titel dominus (ds.)
Labels:
-
de dominee is de zielzorger van de gemeente
-
de dominee en zijn gezin zijn een voorbeeld voor de gemeente
-
een dominee moet academisch geschoold zijn
Hoe je er ook tegenaan kunt kijken
Officieel zijn dominees predikanten. In de gereformeerde kerken staat de preek als woord van God centraal. De belangrijkste taak van een predikant is daarom het woord van God onderwijzen. Op de zondag uiteraard, maar ook door de week in de vorm van catechisatie en bijbelstudie. Daarnaast is er het persoonlijke aspect, het toepassen van het woord van God in de dagelijkse situaties. De meeste gemeenteleden kunnen daar wel wat steun en advies bij gebruiken. Huisbezoek is een heel mooi middel om die persoonlijke aandacht te kunnen geven.
De bijbel kent niet zoiets als een dominee of predikant. De functies profeet (doorgeven van Gods woord) en leraar komen er nog het dichtste bij, net als het begrip voorganger, dat door de schrijver van de Hebreeënbrief wordt gebruikt. Voorgangers spreken het Woord van God tot de gemeenteleden en waken over hun zielen. Ze moeten daar rekenschap over afleggen, daarom hebben ze een bepaalde autoriteit gekregen (Hebreeën 13:7,17).
In bijbelse tijden stonden oudsten, opzieners, voorgangers en dergelijke dicht bij de mensen. Men kende elkaar persoonlijk. Maar hoe groter de kerken werden, hoe groter de afstand tussen de ‘gezagsdragers’ en de gemeenteleden. In plaats van naast elkaar te staan en samen door geloofsvragen en levensproblemen te gaan, werden de voorgangers geleerde mensen die vanaf een hoge kansel naar de mensen beneden riepen wat ze wel en niet moesten doen. Het natuurlijke overwicht van een levend geloof in combinatie met levenswijsheid en -ervaring werd vervangen door de autoriteit van kennis.
Begrijp me niet verkeerd. Ik ben een enorme liefhebber van kennis, hoe meer hoe beter. Kennis kan verdiepen en verrijken. Kennis kan hele nieuwe werelden voor je openen. Maar kennis zonder ervaring, met name op geloofsgebied, is vaak leeg en hard en doet al snel liefdeloos aan.
Kennis zegt bijvoorbeeld dat je X moet doen want dat staat in de bijbel.
Ervaring zegt dat in de bijbel staat dat X de beste manier is, “maar ik weet dat het soms moeilijk is, dit heeft mij enorm geholpen, misschien kan je er iets mee”.
Als kennis afstand gaat scheppen omdat kennis het criterium voor gezag is geworden, dan zijn we ver verwijderd geraakt van die vissers die geleid door de Heilige Geest de toenmalige wereld op zijn kop hebben gezet en de basis legden voor de kerk van nu.
Gelukkig zijn veel predikanten al (letterlijk) van hun kansels afgedaald en willen ze niet meer het absolute gezag wat een predikant vroeger had. Ze zijn ook maar mensen die door Gods genade op deze post terecht zijn gekomen. Ze weten misschien meer dan het gemiddelde gemeentelid, en daar hebben ze hard voor gewerkt, maar dat maakt ze niet per definitie tot betere mensen.
“Let op de uitkomst van hun levenswandel, en volg hun geloof na” (Hebreeën 13:7), is nog wel eens misbruikt om van de dominee en zijn gezin een perfecte levenswandel te eisen. Zij moesten laten zien hoe het hoort. Keurig, proper, vroom en gedisciplineerd zijn woorden die dan bij me opkomen, beelden uit boekjes zoals van W.G. van der Hulst.
Maar als ik de bijbel lees, dan is het geloofsleven helemaal niet zo keurig, netjes, vroom en gedisciplineerd. Het kan rommelig, onduidelijk of moeilijk zijn. Het is soms worstelen met de omstandigheden, met je vingertoppen vasthouden aan dat laatste beetje hoop, blijven geloven tegen beter weten in. In Hebreeën 11 staat een aangrijpende beschrijving van geloofsgetuigen die ons voor zijn gegaan. Dit zijn onze voorgangers in de andere betekenis van het woord en dit is het geloof dat wij mogen navolgen.
Dat heeft weinig te maken met autoriteit en academische geschoold zijn. Het heeft ook niets te maken met een uiterlijk keurig leven volgens alle regeltjes. Het heeft meer te maken met “met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof” (Hebreeën 12:1,2). De dominee mag ons daarin voorgaan en ons leren “afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt”.
Apostelen en evangelisten
De 12 discipelen waren de eerste apostelen en kregen de opdracht om er opuit te gaan en het evangelie aan de hele wereld te vertellen. Ze vertelden het goede nieuws, het evangelie, en dat ging gepaard met wonderen en tekenen, zoals beloofd. (Marcus 16:15-20, Handelingen 2:43; 4: 33; 19:11,12)
Filippus doet precies hetzelfde in Samaria, maar hij wordt een evangelist genoemd.
Labels,
-
Apostelen zijn rondreizende gemeentestichters
-
Evangelisten zijn rondreizende evangelie-verkondigers
-
Apostelen waren er alleen in de tijd van de vroege kerk
-
De apostolische bediening wordt nu weer hersteld als voorbode van een grote opwekking
-
Evangelisten zijn de schrijvers van de evangeliën
Hoe je er ook naar kunt kijken
Je hoort nog wel eens de uitspraak “niet iedereen heeft de bediening van evangelist, maar we zijn wel allemaal geroepen tot het werk van de evangelist”. In de kerk zie je het vaker gebeuren dat functioneren en titels gescheiden worden. Je functioneert wel als evangelist, maar je bént het niet. Je functioneert als diaken, maar je bent het niet, je functioneert als opziener, maar je bent het niet. Titels zijn voorbehouden aan mensen die officieel zijn aangesteld in die functie, niet per se voor mensen die van nature functioneren in die rol.
Waarom zouden titels belangrijk zijn in de kerk? Het is natuurlijk erg praktisch als je met één woord een beeld kunt krijgen van iemands positie binnen een groep, maar is dat wel zo ‘christelijk’? Zijn we daardoor niet een ongewenst onderscheid gaan maken tussen belangrijk en minder belangrijk? We zijn allemaal gelijk in Christus, maar zijn sommigen onder ons hierdoor niet iets gelijker dan anderen geworden?
We hebben allemaal onze gaven en talenten gekregen. De een heeft de gave te onderwijzen, de ander de gave van gastvrijheid. Het een is niet meer (eer) waard dan het ander. Maar omdat de één wel een titel krijgt en de ander niet, lijkt het net alsof gastvrijheid minder belangrijk is dan onderwijs. Terwijl iedereen weet dat een warm welkom minstens net zo belangrijk is als een goede preek om over te dragen wat het evangelie inhoudt.
Door zo de nadruk te leggen op titels, hebben die een grote lading gekregen. Wij zien apostel toch ongeveer als de hoogst haalbare positie. Als je toch eens een gemeentestichter zou zijn, en aan meerdere gemeenten leiding zou geven, dan ben je toch wel iemand. Of een evangelist die stadions vol mensen tot Jezus brengt omdat hij een speciaal charisma heeft. Dan ben je een echte evangelist….
Apostel betekent gewoon ‘gezondene’, gezonden om een boodschap over te brengen. Evangelist betekent ‘brenger van goed nieuws’. Als je het letterlijk neemt is eigenlijk iedereen een apostel en hoort iedereen een evangelist te zijn.
In de bijbel zie je individuen en groepen mensen rondtrekken en gemeenten stichten. Lucas volgt Paulus en schrijft diens belevenissen op, maar dat wil niet zeggen dat er verder niets gebeurde. Van de meesten van de 12 discipelen weten we niet wat ze precies hebben gedaan. Lucas noemt alleen deze 12 apostelen en schrijft niet dat ze buiten Jeruzalem in actie komen, op één uitstapje van Petrus en Johannes na. Na Handelingen 16 schrijft hij zelfs helemaal niet meer over apostelen.
Paulus noemt zichzelf en ook anderen apostel, hij waarschuwt zelfs tegen nep apostelen (2 Korintiërs 11:13). De titel apostel werd dus niet beperkt tot de 12 die door Jezus apostel werden genoemd en had zeker niet het gewicht dat wij er nu aan hangen. De apostel Paulus noemde zich zelfs de minste van alle gelovigen (Efeziërs 3:8)
Over evangelisten daarentegen wordt zelden gesproken in de bijbel. Omdat Filippus het goede nieuws brengt in Samaria en hij later evangelist genoemd wordt, hebben we de conclusie getrokken dat zijn werk in Samaria hem tot evangelist maakte. Maar de schrijvers van de evangeliën worden al heel vroeg in de kerkgeschiedenis evangelisten genoemd. Misschien is het werk van een evangelist wel schrijven over het goede nieuws.
Het een sluit het ander niet uit natuurlijk, maar door het gewicht wat er aan de bediening van een Evangelist gehangen wordt, zijn een heleboel mensen te klein over zichzelf gaan denken. “Ik ben geen evangelist, dus ik weet niet hoe ik mijn buurvrouw iets kan vertellen over Jezus.” “Ik durf niet zomaar over Jezus te gaan vertellen tegen vreemde mensen, dus ik voel me schuldig omdat ik niet het werk van een evangelist doe.” “Ik vertel wel eens wat over mijn geloof aan mijn collega’s, maar ze zijn nog steeds niet tot geloof gekomen, dus ik ben geen evangelist.”
Door het beeld van een apostel als een soort supermens, voelen veel mensen zich niet gezonden om het goede nieuws door te vertellen en vergeten ze soms dat ze het niet alleen hoeven doen, maar dat Jezus met hen mee gaat. Dezelfde Jezus die zegt dat Hem alle macht in hemel en op aarde gegeven is. (Matteüs 28:18)
Titels kunnen handig zijn, maar laten we ervoor oppassen dat ze ons niet gaan belemmeren. Dat we niet denken dat een titel belangrijk is of dat iemand met een titel waardevoller is, of dat je niet geschikt bent omdat je geen titel hebt. Ieders bijdrage aan de gemeente telt. Samen zijn we het lichaam van Christus, iedereen is gezonden om het goede nieuws te verspreiden in de wereld. Als gemeentestichter of als schrijver, door gastvrij te zijn of door bijbelstudie te geven; iedereen is nodig.