Bidden is lastig; praten met iemand die je niet ziet en niet hoort.
Praten tegen iemand die je niet ziet dat lukt nog wel. Het kan je goed doen om eens hardop te zeggen wat je dwars zit, waar je tegenaan loopt, waar je verdriet of zorgen over hebt, of juist waar je dankbaar voor bent, waarvan je geniet en wat er goed gaat. Het helpt om je voor te stellen dat je het tegen iemand hebt, maar voor het psychologische effect hoeft dat geen godheid te zijn.
Als christenen bidden we niet vanwege de psychologische voordelen, we bidden omdat we iets van God verwachten. We verwachten een antwoord, een reactie.
En hier wordt het een beetje problematisch, want hoe praat je met iemand die je niet hoort? Hoe weet je of God jou kan horen en hoe kan jij God horen?
We weten dat God almachtig is en dat niets voor Hem onmogelijk is, maar ook dat Hij niet alles doet wat wij vragen. Dingen die ikzelf een goed plan vind of een volstrekt redelijk verzoek, gebeuren niet, en dingen die mij niet zo belangrijk lijken, gebeuren wel.
Ik bid bijvoorbeeld dat mensen God leren kennen, of dat een ernstig ziek kind geneest, maar dat zie ik niet gebeuren, terwijl ik een keer bid voor een standbeeld dat me niet zint (lang verhaal) en dat beeld waait om! Dan vraag ik me toch serieus af waarom.
Ik kreeg het idee dat God me daarmee liet zien dat Hij wel degelijk luistert naar wat ik vraag en daarmee aan het werk gaat, maar dat ik de resultaten daarvan lang niet altijd zie. Het kwam erop neer dat ik Hem maar gewoon moet vertrouwen omdat ik niet altijd begrijp wat er ‘achter de schermen’ gebeurt.
Waar kwam dat idee vandaan? Kwam dat idee van God?
Misschien wel, misschien niet.
Het past wel bij wat ik van God ken, dus ik beschouw het als antwoord van God. Als ik ergens voor bid en ik zie niets gebeuren, dan denk nu ik aan dat omgewaaide beeld als teken dat God toch gebed verhoort.
Gedachten die bij me opkomen is een manier waarop ik ‘Gods stem hoor’. Andere manieren zijn dingen ‘weten’ of ineens beseffen, een plotselinge wisseling in emotie, kleine ‘toevalligheden’. Als ik bid voor problemen of zorgen die ik heb, merk ik soms een verandering bij mezelf. Ik krijg er vrede mee, een soort gerust gevoel, of ik word juist onrustig, zelfs boos, zodat ik er iets aan wil doen, en soms krijg ik een idee of er schiet me een oplossing te binnen. Niet alles komt altijd van God en ik weet ook niet altijd het onderscheid, maar dat vind ik niet zo belangrijk. Het gaat hier om gebed en dagelijkse communicatie, niet om ingrijpende keuzes of levensveranderende beslissingen.
Ik heb geleerd alert te zijn op wat ik denk en voel. Het is te vergelijken met de tijd dat mijn kinderen klein waren en ergens in huis aan het spelen waren. Onbewust ben je permanent aan het luisteren, want je reageert op veranderingen. Je reageert op een harde bons of een onverwachte stilte door even te stoppen waar je mee bezig bent en bewust te luisteren: “Wat hoor ik? Moet ik hier iets mee?”
Ik ben ook anders naar mijn omgeving gaan kijken. Het is als wandelen met een goede vriend die je wijst op details die je anders zouden ontgaan, waardoor alles net iets mooier wordt.
Deze manier van communicatie met God geeft mij vrijheid, ontspanning en een prettige verdieping. Ik ervaar God als natuurlijk onderdeel van mijn leven, niet als iemand die wacht tot ik eindelijk eens tijd voor Hem vrijmaak. In het meest drukke bestaan kan je zo overal God ontmoeten: in de manier waarop de zon naar binnen schijnt, de smaak van koffie, het genot van een goed gesprek, de vreugde om een goede deal, maar ook in de worsteling om je taak af te krijgen, het onrecht van een gemiste promotie of de sleur van alle dag. Deze ontmoetingen zijn meestal geen gesprekken, het zijn meer ‘blikken van verstandhouding’. Je glimlacht naar God om iets waarvan je geniet, als teken dat je het waardeert, en je weet dat je niet alleen bent als je ergens van baalt, want Hij is er gewoon, altijd, met Zijn arm om je schouder.