Geloof is het bewijs van dingen die nog niet zichtbaar zijn. Geloof is zeker zijn van de dingen die je hoopt. De kern van het christelijk geloof is onze relatie met God. De hamvraag is dus: bestaat God wel? Wetenschap, met name de evolutietheorie, heeft voor velen die vraag op scherp gezet. Het lijkt dat er aanwijzingen zijn die ‘bewijzen’ dat er geen schepping was, maar dat de hele boel vanzelf is ontstaan. Dat vind ik dan weer erg moeilijk te geloven. Er zijn talloze argumenten voor en tegen evolutie, maar een discussie over geloof win je niet met wetenschappelijke aannames. Het gaat om wat je gelooft. Geloof je dat God bestaat en dat Hij de schepper is van hemel en aarde, of geloof je dat God niet bestaat en dat je hier vanzelf bent heen geëvolueerd?
Ik denk en daarom geloof ik dat ik geschapen ben. Ik kan niet geloven dat materie bewustzijn voort kan brengen, ik geloof dat alleen een vorm van bewustzijn dat kan. En dat gedoe van ‘ik ben mijn brein’ geloof ik ook niet. Ik zit niet in een Matrix, ik ben een vrij mens met een geest en een ziel en ik denk. Ik ben gewild door een liefdevolle God die voor mij een prachtige wereld heeft geschapen en een nog indrukwekkender kosmos. Dat geloof ik honderd keer liever dan een doelloze oersoep en een leven zonder reden dat daar toevallig uit voort is gekomen.
“Als ik de hemelkoepel zie, door uw vingers gevormd, als ik maan en sterren zie, door U daar aangebracht: wat is de mens, dat U aan hem denkt, en het mensenkind, dat U voor hem zorgt? U hebt van de mens bijna een god gemaakt, omkranst met glorie en pracht. U laat hem heersen over het werk van uw handen, alles hebt U aan zijn voeten gelegd,”