Het boek Kerk Zonder Labels heeft drie onderdelen: Zonde, Rangen & Standen, Gebruiken & Gewoonten.
Het onderdeel over zonde bestaat uit drie hoofdstukken: Over Zonde, De praktijk, Hoe gaan we nu om met zonde
Dit hoofdstuk ‘Over Zonde’ heeft ruim 3500 woorden, op ongeveer 6 A4tjes.
Het heeft zes paragrafen: Waarom is zonde zo erg; Wat is het nut van regels?; Onze oplossing voor zonde; Gods oplossing voor zonde; Wat is nu nog de plaats van de wet?; “Wie mij liefheeft houdt zich aan mijn geboden”
Waarom is zonde zo erg?
In de inleiding schreef ik: “Omdat zonde zo erg is, willen we dat zo veel mogelijk vermijden, niet alleen voor onszelf, maar ook voor anderen”. Zonde is datgene wat ons scheidt van God: “Maar uw ongerechtigheden maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn.” (Jesaja 59:2) Dat is wat we leren in de kerk.
Op een Alpha cursus kreeg ik eens de vraag waarom we aan God vergeving moeten vragen als we bv. liegen tegen iemand. Wat heeft God ermee te maken als ik een leugentje vertel? Een hele goede vraag die mij aan het denken zette. Ik was gewend vergeving te vragen voor dit soort zonden, maar waarom was het eigenlijk een zonde? Wat is Zijn probleem als ik jaloers ben, of varkensvlees eet, of een ander gebod overtreed? Waarom zijn al die regels er eigenlijk? Als er geen regels waren, dan konden we ze ook niet overtreden en hadden we dus geen probleem met zonde, toch? Want zelfs Paulus zegt: “ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet (…) want zonder de wet is de zonde dood.” (Romeinen 7:7,8)
Als er geen regels zijn, kun je ze ook niet overtreden. Dus schrap de regels, dan kunnen we ook niet zondigen.
Helaas werkt dit niet. Er zijn gewoon hele goede regels, waarvan iedereen zegt dat het belangrijk is dat je je eraan houdt. Zoals: geen mensen oplichten of uitbuiten, zorgen voor zieken, ouderen en andere mensen die niet in staat zijn om voor zichzelf te zorgen, geen dingen vernielen, eerlijk en betrouwbaar zijn, enz. Ondanks dat iedereen zal zeggen dat ze zich aan deze regels willen houden, is er iets dat zorgt dat je ze soms toch overtreedt.
Paulus signaleert dit ook en zegt daarover: “het willen is er bij mij wel, maar het goede teweegbrengen, dat vind ik niet. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont. (Romeinen 7:18-20)
Met andere woorden, er is iets in je dat zorgt dat je dingen doet die je eigenlijk niet wilt doen.
“Als ik het goede wil doen, is het kwade dicht bij mij”, zegt Paulus in vers 21. Dat kwade noemt de bijbel de zonde. Het is een kracht waaraan we niet kunnen ontsnappen en die we niet kunnen beheersen.
Blijft de vraag waarom dat tussen ons en God in staat. Het is vervelend dat we soms andere mensen pijn doen, maar als we er eigenlijk niks aan kunnen doen, omdat dat komt door een kracht die groter is dan onszelf, dan is het toch niet eerlijk als God ons daarom niet meer wil aankijken?
Als je verder leest in Jesaja 59, dan blijkt dat God de ellende die we elkaar aandoen niet kan aanzien, dat Hij daarom ‘Zijn aangezicht verbergt’. Hij vraagt Zich af waarom niemand ingrijpt, waarom mensen ellendige situaties maar laten bestaan (vers 16). Waarom mensen liegen en bedriegen, oplichten en uitbuiten, zonder daar schijnbaar warm of koud van te worden. Dit is niet zoals Hij het bedoeld heeft, God heeft alles zeer goed gemaakt, maar de kracht die ons gevangen houdt, het kwaad wat ons deze dingen – die we helemaal niet willen – laat doen, heeft alles gecorrumpeerd. De zonde heeft het paradijs bijna getransformeerd in een hel.
Daarom is zonde zo erg.
Wat is het nut van regels?
Wat is het nut van regels als we ons er toch niet aan (kunnen) houden?
Zoals Paulus al zei: “ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet” (Romeinen 7:7).
Als we geen regels hebben die ons vertellen wat goed en kwaad is, hoe kunnen we dan weten wat goed en kwaad is? En als we niet weten wat goed en kwaad is, hoe kunnen we dan weten hoe we het goede kunnen doen en het kwade kunnen vermijden? Regels zijn dus nuttig bij het onderscheid tussen goed en kwaad.
Omdat we niet altijd kunnen voorkomen dat we het kwade doen, zijn we geneigd om het kwaad goed te praten. Niemand vind het leuk om te zeggen dat je wel wist dat het niet goed was wat je hebt gedaan, maar dat je het toch hebt gedaan omdat je zwak was. En niemand accepteert dat als excuus trouwens. Je wordt geacht om jezelf onder controle te hebben en niet toe te geven aan verkeerde impulsen of verlangens.
Wat dat betreft zijn we een vreemde soort. We gaan massaal de fout in en veroordelen elkaar daar massaal om. Genade is iets dat je niet vaak tegenkomt. Als mensen een fout maken dan worden ze dom, gemakzuchtig, of onbetrouwbaar genoemd, of een combinatie van daarvan. Ze hadden beter moeten weten en beter moeten doen of zijn.
Als je zelf een fout maakt, dan zijn daar de omstandigheden als excuus, of het is gewoon niet zo erg, ‘want iedereen doet het’.
Beetje inconsequent zijn we wel met z’n allen.
Als jij en ik dus samen moeten vaststellen wat goed en kwaad is, dan ben ik bang dat kwaad reuze mee gaat vallen. Daarom is het belangrijk dat er iets groters dan onszelf vaststelt wat de regels zijn. Vandaar de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties en de grondwet en andere wetten van de individuele landen. Als christenen zetten we de regels die God ons gegeven heeft in de Bijbel daar weer boven. Dat geeft voor ons het ultieme onderscheid tussen goed en kwaad. Het gaat niet om wat wij vinden of wat wij voelen, maar het gaat om wat God ervan zegt.
Onze oplossing voor zonde
Onze oplossing voor zonde is proberen zo min mogelijk te zondigen. We kennen de regels die aangeven wat goed en kwaad is en we proberen zo min mogelijk kwaad te doen. Zo heeft zonde een zo klein mogelijke invloed in ons leven, denken we. Daarnaast vertellen we zoveel mogelijk mensen wat de Bijbelse regels zijn, zodat zij zich daar ook aan kunnen houden en zonde dus ook een zo klein mogelijke invloed in hun leven heeft, hopen we.
Want, hoe minder we zondigen, hoe meer God Zijn aangezicht kan laten zien (Jes 59), en hoe meer gezegend we zijn, zoals de bekendste zegen uit de bijbel ons leert:.
“De HERE geve u Zijn zegen en bescherming; de HERE geve u Zijn nabijheid en inzicht; de HERE geve u Zijn genade; laat de HERE Zijn oog op u gericht houden en u vrede geven.” (Numeri 24: 24-26 HTB)
Was dat de oplossing maar…. Het enige dat we met deze strategie bereiken is dat we haast geobsedeerd zijn door zonden. Alles wat we doen wordt langs de meetlat van de Bijbelse regels gehouden: is dit goed of is dit kwaad. En aangezien niet alles uitputtend wordt behandeld zijn er al eeuwen lang discussies over wat niet mag en wat echt niet mag. We discussiëren over zondagsrust, dopen, tienden, abortus, euthanasie, samenwonen, inenten, TV kijken, stille tijd, kerkgang, tatoeages, kledingstijl, alcohol, roken, muziek in de kerk, Pokemon, Harry Potter, enz., enz. De lijst van ge- en verboden is zo lang dat een heleboel mensen niet beter weten of ‘van de kerk mag je niks’. En omdat we onze geboden aan anderen proberen op te leggen, maar zelf niet in staat zijn om ons eraan te houden, is de algemene mening: ‘Christenen zijn een stelletje hypocrieten’.
Misschien dat we door goed gedrag hier en daar de wereld tot een iets betere plaats gemaakt hebben, maar het is een illusie om te denken dat we door goed gedrag de zonde kunnen uitschakelen. Hoe meer verbeten we ten strijde trekken tegen zonde, hoe meer we bezig zijn met letten op wat wijzelf en wat anderen doen, hoe meer het ons leven gaat beheersen.
Het lijkt wel hoe harder we vechten om vrij te komen, hoe vaster we in het net verstrikt raken.
Inzetten op nog minder zondigen is dus niet de uiteindelijke oplossing voor de invloed van zonde.
Gods oplossing voor zonde
Gods oplossing voor zonde is afrekenen met het kwaad. Toen het kwaad de wereld inkwam heeft God al beloofd dat Hij het ‘de kop zou vermorzelen’ en Hij is naar de aarde gekomen om precies dat te doen. Gedurende Zijn leven heeft Jezus laten zien dat Hij sterker is dan het kwaad door niet te zondigen. De zonde heeft Hem niet in zijn netten kunnen strikken.
Toen Jezus stierf aan het kruis leek het mis te gaan. Hij was kwetsbaar doordat Hij de schuld van alle overtredingen tegen Hemzelf op zich had genomen. Alle keren dat mensen Hem niet hadden geloofd, Hem niet hadden vertrouwd, Hem de rug toe hadden gekeerd, Hem hadden uitgescholden, zwart gemaakt, pijn gedaan, vernederd. Hij handelde alsof Hij ons iets schuldig was, in plaats van andersom.
Het kwaad aarzelde geen moment en zette zijn sterkste wapen in: de dood.
Maar Gods opstandingskracht is sterker, Jezus werd opgewekt uit de doden en daarmee werd het kwaad verslagen. Het was nu officieel bewezen dat God sterker is.
Helaas is het kwaad de wereld nog niet uit. Daarvoor zit het teveel verweven met mensen. Als je het kwaad met wortel en tak zou willen uitroeien neem je daarbij ook mensen mee. Je kunt het onkruid niet uittrekken zonder het koren mee te trekken. Daarom wacht God daar nu nog mee. Tot die tijd geeft Hij ons hulpmiddelen om de zonde in ons leven te beperken.
Het belangrijkste is onze relatie met Hem. In Genesis 3 hechtte de mens al meer waarde aan wat de eerste de beste ‘slang’ zei dan aan wat God had gezegd. En veel beter is het niet geworden in de loop van de geschiedenis van de mensheid. Maar God heeft ons de hand gereikt en heeft alles vergeven wat we Hem hebben aangedaan, bewust of onbewust. Aan ons de keus om die uitgestoken hand te accepteren.
Als we die hand accepteren, dan geeft Hij ons alle kracht en alle wijsheid die Hijzelf heeft om ons te helpen in onze strijd tegen de zonde. Zijn heilige Geest is altijd beschikbaar voor ons.
Omdat God zo dichtbij ons is gekomen, kunnen we Hem leren kennen. Hoe meer we Hem leren kennen, hoe meer we begrijpen wat Zijn bedoeling is en hoe minder wetten en regels we nodig hebben om de zonde te herkennen.
Het werkt een beetje zoals opvoeden. Je leert je kinderen allerlei regels, maar je gaat er vanuit dat ze op een gegeven moment geen regels meer nodig hebben, maar hun eigen motivatie ontwikkelen om bepaalde dingen wel en andere niet te doen. Zo werkt het ook met het geloof.
De wet heeft als oppasser gediend toen wij nog onmondige kinderen waren, maar nu we volwassen zijn geworden hebben we geen oppasser meer nodig (Gal 3:24-4:6).
De heilige Geest is onze intrinsieke motivatie geworden.
Wat is nu nog de plaats van de wet?
Zoals we van Paulus geleerd hebben is de wet er om zonde te leren kennen. In zijn brief aan de Galaten noemt hij de wet een leermeester of tuchtmeester. Dat klinkt mij als een soort dril-sergeant in de oren. Zo’n bullebak die je in Amerikaanse films wel ziet, die een peloton groentjes in de stromende regen over een stormbaan blaft. Het eindresultaat zal wel goed zijn, maar de methode is niet prettig. Het zit in de lijn van “Mijn zoon, acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt. Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft” (Hebreeën 12: 5,6).
Maar dat beeld van de wet klopt niet. Het is geen verzameling vervelende regels, het is een liefdevolle onderwijzing. Het leert een manier van leven die je heel veel voordelen biedt. Het is de beste opvoeding die je kunt krijgen. Het is Goddelijke wijsheid die je beschermt en richting geeft. Daarom is Psalm 119 zo lang geworden; er is heel veel goeds te vertellen over de wet. De Joden hebben zelfs een feest dat ‘de vreugde van de wet’ heet. Ze zijn God dankbaar voor de wet.
In de loop van de tijd zijn we de wet helaas niet langer gaan zien als bron van wijsheid, maar als een verzameling geboden en verboden die je moet houden, want als je ze overtreedt krijg je straf. Had je bewust gezondigd tegen de regels, dan werd dat als minachting van God gezien. Zo iemand kon niet langer deel zijn van het volk en werd ter dood gebracht. Als er onbewust een regel werd overtreden, dan werd er een dierenleven geofferd in jouw plaats. (Numeri 15:22-31)
De wet is ongelofelijk gedetailleerd. Het economische -, sociale – en godsdienstige leven is minutieus vastgelegd. Zelfs de rusttijden en feesten zijn voorgeschreven. Die regels werden voor de zekerheid grondig uitgelegd in aanvullende regels, want men wilde geen enkel risico lopen op straf.
In de Bergrede laat Jezus zien dat het niet om de regels sec gaat, maar om de gedachte erachter. Als een soort disclaimer zegt Hij dat Hij niet is gekomen om de wet en de profeten te ontbinden, maar om ze te vervullen. (Mat 5: 17) Daarna zet Hij de hele kijk op de wet op scherp, maar, voegt Hij eraan toe, ‘Ik maak geen nieuwe wet, de oude blijft recht overeind, er zal geen jota of tittel van vergaan’. Ondanks dat Jezus de beperktheid van de (letter van de) wet aantoont, blijft de wet wijsheid van God en blijft de wet aangeven wat goed en kwaad is.
Aangezien de wet zo goed is, is het een logische conclusie dat christenen de wet zouden moeten houden. En omdat de wet een onderdeel is van het verbond met God, zouden ze zich ook moeten laten besnijden. In de vroege kerk liepen de emoties hoog op over dit onderwerp. Uiteindelijk werd dit vraagstuk in Handelingen 15 voorgelegd aan de apostelen en oudsten in Jeruzalem. Ze kwamen tot de conclusie dat de nieuwe gelovigen zich niet aan al die regels van de wet hoeven te houden. Ook zonder dat ze de wet hadden gehouden had God naar hen omgezien en hen dezelfde positie gegeven als het volk Israël. Dus besluit de vergadering het volgende: “dat u zich onthoudt van afgodenoffers, van bloed, van het verstikte en van hoererij. Als u zich ver van deze dingen houdt, zult u juist handelen.”
Paulus leert ons dat de wet gezien kon worden als een muur die de Joden van de rest van de wereld scheidde, maar dat Jezus de vijandschap, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, tenietgedaan heeft. Deze vijandschap heeft Hij aan het kruis gedood. (Efeze 2:14-16)
In zijn brief aan de Kolossenzen herhaalt hij dit: Jezus heeft het handschrift dat tegen ons getuigde, uitgewist. Het was met zijn bepalingen tegen ons gericht, en Hij heeft dat uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. (2:13,14)
Dus het positieve van de wet, de liefdevolle onderwijzing en de wijsheid van God, zal altijd blijven. Het negatieve van de wet, de angst voor overtreding en straf, is door Jezus teniet gedaan aan het kruis. ‘Het getuigt niet meer tegen ons, want het is uit ons midden weggenomen’.
Daarom kon Jezus de wet samenvatten als ‘Heb God lief met alles wat je hebt en wat je bent en je naaste als jezelf’, zonder er één komma van af te doen.
“Wie Mij liefheeft houdt zich aan mijn geboden”
“Jezus heeft de wet van Mozes, die bewees dat we schuldig waren, aan het kruis gespijkerd. We waren ongehoorzaam doordat het kwaad macht over ons had. Maar nu heeft Hij aan het kruis het kwaad ontwapend, overwonnen en voor iedereen te kijk gezet. Laat je dus door niemand nog regels opleggen over wat jullie wel of niet mogen eten en drinken, of welke feestdagen jullie moeten vieren. Want die dingen zijn een afbeelding en een schaduw van de werkelijke dingen die nog zouden komen in Christus. Er zijn mensen die vinden dat de engelen aanbeden moeten worden. Ze zijn overdreven nederig en proberen van alles in de geestelijke wereld te zien. Ze zeggen dat jullie niet gered zijn als jullie niet hetzelfde doen als zij. Maar laat je niets wijsmaken! Want die mensen hebben gewoon een heleboel verbeelding en zijn trots. Maar ze zijn helemaal niet gehoorzaam aan het Hoofd: Jezus. Maar het hoofd is juist het belangrijkste van elk lichaam. Want het lichaam wordt wel door pezen en banden ondersteund en bij elkaar gehouden, maar alleen dankzij het hoofd kan het groeien zoals God het wil. Jullie zijn met Christus gestorven. Daarom heeft de wereldse manier van denken geen macht meer over jullie. Waarom laten jullie je dan toch nog allerlei regels opleggen? Jullie horen toch niet meer bij deze wereld? De mensen komen met allerlei regels. “Dat mag je niet aanraken.” “Dat mag je niet eten.” “Daar mag je niet aankomen.” Maar al die regels zullen in de loop van de tijd weer verdwijnen. Zo gaat dat nu eenmaal met wetten en regels van mensen. Het klinkt allemaal wel erg wijs en mooi, maar toch is het een zelfbedachte godsdienst. Het heeft helemaal geen zin om overdreven nederig te zijn en om hard te zijn voor je eigen lichaam. Mensen die daarmee bezig zijn, willen alleen maar laten zien hoe geweldig godsdienstig ze zijn. (Kol 2: 14-23, Basis Bijbel)
Wat zijn dan de geboden van Jezus die we zouden moeten houden, als Paulus bijna alles waar we ons aan zouden kunnen houden, afkeurt als zelfbedachte godsdienst?
Als aan Jezus gevraagd wordt wat het eerste van alle geboden is, antwoordt Hij: “Luister, Israël! De Heere, onze God, de Heere is één. En u zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze” (Markus 12:29-31).
Uit de gesprekken tijdens het laatste avondmaal en de wandeling naar Getsémane, opgetekend door Johannes (hst 13-17), kun je opmaken wat Jezus het meest belangrijk vindt. Het zou niet lang meer duren voordat Hij zou worden opgepakt en vermoord. Dit was Zijn laatste kans om nog één keer te vertellen waar het echt om draait.
Hij begon met de voetwassing, dat afsluit met: “Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben. Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt” (13: 34).
Daarna volgt de vergelijking met de wijnstok en zegt Jezus: “Blijf in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft. Zoals de Vader Mij liefgehad heeft, heb ook Ik u liefgehad; blijf in Mijn liefde”(15: 4, 9).
Een derde thema dat steeds weer terugkeert is de eenheid tussen Jezus en de Vader. Zoals de Vader heeft liefgehad, heeft Jezus liefgehad en alles wat de Vader heeft gezegd en gedaan, heeft Jezus doorgegeven aan Zijn discipelen. Dit culmineert in het ‘Hogepriesterlijk gebed’ waar Jezus zegt: “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt” (17:20,21).
De rode draad door dit alles is de komst van ‘de Trooster’, de Heilige Geest. Hij zal ons leren en helpen herinneren wat Jezus heeft gezegd (14:26) en de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar vertellen wat Hij hoort van de Vader en de Zoon (16:13,14).
Jezus geeft de opdracht om dit door te geven aan anderen:
“Maar wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die over Mij getuigen. En u zult ook getuigen, want u bent van het begin af bij Mij” (15:26,27).
Dit wordt samengevat in de opdracht aan Zijn discipelen vlak voordat Jezus terugkeert naar de hemel: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.” (Mattheus 28:19, 20)
En wat Jezus geboden heeft is dus:
-
Heb de Heer lief met heel je ziel, verstand en kracht,
-
Heb elkaar lief zoals Ik u liefgehad heb,
-
Blijf in Mij, blijf in Mijn liefde, de heilige Geest zal je daarbij helpen.