Het leven na de enge poort

De preek ging een keer over ‘de enge poort’. Ik ben opgegroeid met de NBG vertaling uit 1951 en ik ben altijd een kruiswoordpuzzelliefhebber geweest, dus ik heb dit nooit geassocieerd met een griezelige poort, maar altijd met een nauw, smal exemplaar.

De tekst waar gesproken wordt over de smalle poort staat in Mat 7: 13, 14: “Ga binnen door de nauwe poort, want wijd is de poort en breed is de weg die naar het verderf leidt, en velen zijn er die daardoor naar binnen gaan; maar de poort is nauw en de weg is smal die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden.” Een beetje een enge tekst, die vroeger geïllustreerd werd met die vreselijke poster met een brede weg langs een kermis en andere leuke dingen die regelrecht naar de hel ging, terwijl de smalle weg via de kerk naar de hemel leidde. Ik heb hier een tijd geleden al eens een blog over geschreven, dus dat dit onzin is ga ik hier niet herhalen. Toch zette iets in deze tekst me weer aan het denken.

De spreker legde uit dat Jezus met die poort zichzelf bedoelt en ik dacht na over het leven waar die Poort op uitkomt. Wat is dat voor leven? Is dat het leven na dit leven? Of is dat nu al? En als dat nu al is, wat moet ik me daar dan bij voorstellen?

In Johannes 10: 9-10 staat een vergelijkbare tekst: “Ik ben de Deur; als iemand door Mij naar binnen gaat, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben.” Ook hier weer die tegenstelling tussen ‘verloren gaan’ en ‘leven hebben’, zelfs leven en overvloed.

Het goede leven, het leven en overvloed, is dus bereikbaar is via Jezus die zichzelf de deur of de smalle poort noemt. Waarom is de weg naar dit leven zo moeilijk te vinden? Waarom eindigen de meeste op de brede weg, die dus kennelijk wel gemakkelijk te vinden is, maar waar je uiteindelijk met lege handen eindigt? Waar een dief je berooft van wat je denkt te hebben?

Is het misschien omdat onze definitie van overvloed niet overeenkomt met Jezus’ definitie van overvloed?

Wanneer ik denk aan overvloed, dan denk ik aan veel van alles: veel geld, veel mooie spullen, lekker eten, vrienden en veel mooie momenten. Eigenlijk komt overvloed voor mij erop neer dat ik grenzeloos kan genieten van het leven.

Als ik dan naar het leven van Jezus kijk, de poort waardoor dit alles bereikbaar is, dan klopt dat niet met mijn beeld. Jezus kwam niets tekort, dat is het niet. Hij had een huis aan het meer in Kafarnaüm, hij werd regelmatig uitgenodigd voor een etentje en wist hoe je een feestje aan de gang moest houden terwijl de wijn op was. Hij maakte trektochten door de natuur samen met zijn vrienden die zorgden dat hij financieel niets tekort kwam, gevolgd door een grote menigte bewonderaars. Toch staat Jezus niet bekend als levensgenieter en ook niet als filantroop. Dat is niet het voorbeeld dat hij ons geeft om na te volgen.

Wat Jezus doet is aandacht besteden aan de verschoppelingen en rechtelozen van zijn tijd. Aan de blinden, zieken en bezetenen, aan de vrouwen, de buitenlanders en de armen, aan de afpersers,, prostituees en overspeligen, kortom aan iedereen die niet voldeed aan de standaard van de hogere klassen van die maatschappij. En dat was iedereen die zich niet 100% hield aan de godsdienstige regels van die tijd. Men geloofde dat ze daarom niet gezegend werden door God en ze dus hun ellende aan zichzelf te danken hadden. Maar Jezus kijkt wel naar hen om, hij praat met ze, eet met ze, geneest ze, vergeeft ze, geeft ze hoop en vooral geeft hij ze hun waardigheid terug: zij zijn niet het uitschot, zij zijn degenen naar wie God omkijkt: “Zalig bent u, armen, want van u is het Koninkrijk van God. Zalig bent u die nu honger hebt, want u zult verzadigd worden. Zalig bent u die nu huilt, want u zult lachen. Zalig bent u, wanneer de mensen u haten, en wanneer zij u uitstoten en u smaden (…)” (Lucas 6: 20-22).

Hij geeft zijn leven voor degenen die weten dat ze niet op eigen kracht de zegen van God kunnen verdienen. Zodat ze leven hebben en toch een overvloed aan zegen: de goedheid en genade van God als een warme deken om hen heen en een hoopvolle toekomst.

Ik begin te begrijpen waarom de poort eng is en de weg ernaartoe smal en waarom veel mensen hem niet vinden. Het is geen logische keus om aandacht te besteden aan de verschoppelingen en rechtelozen van onze tijd. Aan iedereen die niet voldoet aan de standaard van de hogere klassen van onze maatschappij. Nu heb je het gemaakt als je goed geld verdient, er gestroomlijnd uitziet, op interessante vakanties gaat, leuke relaties en kinderen hebt en vooral geen problemen. Mensen met een minimum inkomen, ouderen en andere mensen die hulpbehoevend zijn, mensen met een vlekje, mensen die de taal niet goed spreken, we lopen er liever met een boog omheen op onze brede weg. We gaan ons niet verdiepen in hun situatie, we zijn niet van plan om in ze te investeren, want het is hun eigen schuld. ‘Ze hebben ergens de verkeerde keuze gemaakt, of ze hebben gewoon niet doorgezet en daardoor zitten ze nu in deze situatie.’ Het lijkt verdacht veel op de gedachtengang in Jezus’ tijd.

Is je leven wel zo overvloedig als je geluk afhangt van je bezit of je status? Je kan het zomaar weer kwijt raken. Wat dan? Of is leven in overvloed weten dat je geliefd bent en dat je er nooit alleen voor zal staan, hoe beroerd de omstandigheden ook zijn of worden?

En wie zal straks met lege handen staan? Degenen die hun leven besteed hebben aan hun eigen overvloed, of degenen die zich gebukt hebben om door de kleine poort te gaan en die in navolging van Jezus hun leven gedeeld hebben met mensen die het minder getroffen hadden dan zijzelf?

Comments