De laatste vier hoofdstukken van dit onderdeel:
Zondagrust,
Tienden,
Kledingstijl
Zorg voor kwetsbaren
3500 woorden, 6 Atjes
Hoofdstuk zondagsrust
Het fenomeen rustdag dateert van net na de schepping. God was klaar met creëren en rustte van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. Het woord voor rust is shabath en betekent ook stoppen, eindigen. Aan zijn volk Israël droeg Hij op om de 7e dag te vieren en dan niet te werken, maar te rusten.
In het Nieuwe Testament gaat Jezus anders om met de sabbat dan men toen gewend was, onder het motto ‘de sabbat is er voor de mens, niet de mens voor de sabbat'(Marcus 2:27). Het was van een feestdag verworden tot een dag vol risico’s op overtreding van het Goddelijke gebod niet te werken.
De christelijke kerk heeft de zondag uitgeroepen tot rustdag en afhankelijk van de kerkelijke richting wordt rust geïnterpreteerd van ‘naar de kerk en daarna pak je je dagelijkse leven weer op’, tot ‘twee keer naar de kerk en daartussenin doe je niet wat je doordeweeks ook doet’.
Labels:
- je mag op zondag niet werken
- je mag op zondag niks kopen want dan laat je anderen voor je werken
- de zondag is een dag die je aan God toewijdt door naar de kerk te gaan
- het maakt niet uit welke dag je een rustdag neemt, als je maar een dag apart zet
- het sabbatsgebod geldt nu niet meer, we hoeven geen rustdag te houden
Hoe je er ook tegenaan kunt kijken:
Naast de verhalen over Jezus, die volgens zijn tijdgenoten keer op keer het sabbatsgebod overtrad, wordt er in het Nieuwe Testament niet gesproken over een rustdag waar je je aan zou moeten houden. Over feestdagen en sabbatten wordt gezegd dat iedereen zelf moet weten wat ze daarmee doen (Kolossenzen 2:16).
In de brief aan de Hebreeën heeft de schrijver het over Gods rust binnengaan. Die rust wordt vergeleken met Gods rust op de zevende dag (4:4). God wist dat het klaar was, beter dan dit was niet mogelijk. Hij kon met voldoening kijken naar wat Hij gemaakt had en daarvan genieten. Het scheppingswerk was volbracht.
De context van ‘Gods rust binnengaan’, is het volk van God dat uit slavernij bevrijdt, op weg is naar het beloofde land. Ondanks hun vrijheid lopen ze te mopperen op God, vertrouwen Hem niet en luisteren niet naar wat Hij zegt. Het gevolg is dat ze niet Gods rust kunnen binnengaan. Maar ook later, als ze wel in het beloofde land wonen, is er toch geen rust, omdat ze ongehoorzaam blijven.(4:11)
Er bestaat dus een koppeling tussen gehoorzaamheid en rust.
Die gehoorzaamheid is niet: exact doen wat de regels zeggen. Het is niet: je houden aan de wet, en voor de zekerheid nog een schepje er boven op; ‘Je mag niet werken, dus ook niet iemand voor je laten werken, dus kopen we niets op zondag.’
Die gehoorzaamheid is wel: vertrouwen op God, Hem geloven zoals Abraham deed. God beloofde Abraham een zoon, maar Abraham en zijn vrouw waren op een gegeven moment te oud om nog kinderen te krijgen. Toch geloofde Abraham God, hij vertrouwde erop dat God zou doen wat Hij had gezegd. Abraham had rust. Hij hoefde niet meer te twijfelen en niet meer te proberen zelf oplossingen te bedenken om die belofte in te vullen. Hij hoefde ook niet meer te proberen God te verklaren, of zichzelf, omdat het beloofde uitbleef. Abraham wist dat hij wist dat hij wist dat God zou doen wat Hij beloofd had.
Dit is de rust die wij mogen ingaan. De rust van vertrouwen op de beloften van God. Wij mogen rusten in het ‘Het is volbracht’ van Jezus Christus. God heeft beloofd dat wij bevrijd zijn, vergeven, geheiligd, een nieuwe schepping. Niet omdat wij zo goed bezig zijn, maar omdat Hij daarvoor gezorgd heeft.
“Want Gods kracht werkt in ons. Die kracht is dezelfde sterke macht waarmee God Jezus weer levend maakte. En het is dezelfde macht waarmee Hij Hem in de hemelse plaatsen een plaats gaf naast Zichzelf. Nu is Jezus machtiger dan elke andere macht en kracht en gezag die je maar kan bedenken. En niet alleen in deze wereld, maar ook in de wereld die nog komt. God heeft Hem over alles de macht gegeven: Hij is Heerser geworden over alles wat er is. En Hij heeft Hem gemaakt tot het Hoofd van de gemeente. De gemeente is zijn Lichaam. En de gemeente is vol van Hem. Hij vult alles en iedereen helemaal met Zichzelf.” (Efeziërs 1:20-23 BB)
Wat kunnen we daar nog aan toevoegen? Laten we rusten van ons moeten. Laten we vieren dat we helemaal niks meer moeten en tot rust mogen komen omdat alles volbracht is. Iedere dag of één dag in de week, net wat je wil.
Hoofdstuk Tienden
In de (belasting)wetgeving van het volk Israël is de regel vastgelegd dat iedereen 10% van de opbrengst van zijn werk naar de tempel brengt als salaris voor de stam van Levi. De Levieten hebben geen eigen grond omdat ze zijn uitgekozen voor de tempeldienst en daardoor kunnen ze niet in hun eigen inkomsten voorzien. (Numeri 18:20-21) Daarnaast worden de vreemdeling, de wees en de weduwe ervan onderhouden, omdat die ook geen eigen inkomstenbron hadden. (Deuteronomium 26:12)
Zoals alle regels in het Oude Testament, was ook dit een eigen leven gaan leiden. Farizeeën in de tijd van Jezus gingen zelfs zo ver dat ze tienden van hun kruidentuintje naar de tempel brachten. Bang als ze waren om zich niet aan de wet te houden en daardoor geconfronteerd te worden met Gods vloek, namen ze het zekere voor het onzekere. (Mattheüs 23:23)
Afhankelijk van de kerkrichting neemt men de tienden heel serieus of hecht men er niet veel waarde aan. Iedereen is het er wel over eens dat de gemeenteleden moeten bijdragen aan de kerk. Het gebouw, de salarissen en de activiteiten moeten betaald tenslotte.
Labels:
- Als je je tienden niet geeft, beroof je God (Maleachi 3:8-10)
- 3% van je inkomen naar de kerk is een mooi bedrag
- Ik geef geen vast percentage, maar wat ik op mijn hart krijg
- Ik geef mijn tienden aan zending en goede doelen, de kerk is rijk genoeg
- Ik geef niet, want ik heb mijn geld zelf veel te hard nodig
Hoe je er ook tegenaan kunt kijken:
Wat kost het per maand om jouw kerk draaiende te houden? Wat kost het gebouw, de voorganger, de organist of de apparatuur? Hoeveel gaat er naar de diaconie, naar zending, kinderwerk, enz.?
Hoe komt het eigenlijk dat we daar geen idee van hebben?
Stel dat het exploiteren van de kerk € 10.000,- per maand kost en jullie met 240 volwassenen zijn, dan zou iedereen €500,- per jaar moeten bijdragen. Dat is minder dan een tientje per week. Voor sommigen is €10,- best veel, maar voor anderen is het niks, die missen €50,- niet eens. Als iedereen naar vermogen aan het begin van de week iets opzij legt, dan denk ik dat je die €120.000,- per jaar zonder problemen bij elkaar krijgt en dat je nog overhoudt ook. Dat is nodig, want er zijn ook kerken die niet rondkomen. Die kan je dan mooi ondersteunen, net zoals de gemeente in Jeruzalem ondersteund werd door de rijkere gemeenten in klein Azië. (1 Korintiërs 16:1-3)
Veel mensen vinden het heel erg moeilijk om van hun geld gescheiden te worden. Ze betalen liever geen belasting, of in ieder geval zo min mogelijk. Ze betalen ook liever geen vaste bijdrage aan de kerk. Toch willen de meeste mensen wel goede wegen, goed onderwijs, een goede gezondheidszorg en fatsoenlijke armenzorg, goede kerkgebouwen, een goed geschoolde voorganger en goede musici met goede apparatuur. Eigenlijk willen we het liefst voor een dubbeltje op de eerste rang.
Probleem is misschien dat de kerk zo vanzelfsprekend is dat het eigenlijk geen prioriteit heeft. Ze is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Of ik nu wel of niet geef, veel of weinig, het maakt niet veel uit op het grote geheel. Dus als het mij een keer niet uitkomt, dan geef ik niet. Of ik geef € 30,- per maand, want dat ben ik ook aan de sportclub kwijt. Waarom zou ik €200,- per maand moeten geven? Dan houd ik zelf maar € 1800,- over.
Mijn pijnpunt is dat ze mijn geld lang niet altijd uitgeven op de manier waarop ik dat zelf zou doen. Het liefst gaf ik voor een project, dan wist ik waar het aan besteed werd en dan zag ik concrete resultaten voor ‘mijn geld’. Maar dat is niet de manier zoals het werkt. De kerk is een lichaam. Je kunt niet ‘de hand’ onderhouden omdat je aanraken mooi vindt en ‘de voet’ laten afsterven omdat je niks met lopen hebt. Natuurlijk is er discussie mogelijk over de taken van de kerk en welke bedragen daar naartoe moeten gaan. Maar als dat is vastgesteld, dan is het zaak dat alle leden hun schouders eronder zetten en naar vermogen meedragen.
Zou het niet leuk zijn als je samen voor een nieuw kerkelijk jaar een begroting maakt, dat iedereen meldt wat hij of zij het komende jaar kan bijdragen en dat je dan geld overhoudt? Dat je dan kunt gaan kijken aan welke kerk of welke organisatie je kunt geven? Of dat je als kerk de extra dingen kunt gaan doen die op je verlanglijstje stonden? Dat is toch veel leuker dan een bedelbrief omdat het geld bijna op is?
‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen’ oftewel ‘het fijner is om te geven dan om te krijgen’ staat er in Handelingen 20:35. Ik zou zeggen: probeer dat eens uit door naar vermogen bij te dragen.
God beroven
In Maleachi 3:8-10 wordt gesproken over God beroven door niet je tienden te geven. Dat wordt weleens letterlijk doorgetrokken naar vandaag, inclusief de belofte dat, als je je tienden aan de kerk geeft, de hemelsluizen voor je open gaan. Daarbij wordt dan niet gedacht aan regen, maar aan materiële zegen.
Alleen, de profeet Maleachi heeft het niet tegen ons. Hij spreekt tegen het volk Israël, ongeveer 400 jaar voor de komst van Christus. Tekort aan voorraad in de tempel (de tienden en eerstelingen werden opgeslagen in voorraadkamers in de tempel) leidde ertoe dat de Levieten te weinig salaris kregen en zich daardoor niet konden focussen op het onderwijs, de aanbidding, de offerdienst en de tempel, en dat de zwakken in de samenleving tekort kwamen. Hierdoor werd God beroofd. Er was een tekort in Zijn huis.
Dat was trouwens niet het enige wat er aan de hand was in die tijd. Als je de rest van Maleachi leest, dan blijkt dat er een algehele minachting voor God was. Het niet volledig geven van de tienden was slechts een van de symptomen.
Het gevolg was dat God de hemelsluizen had gesloten, waardoor het letterlijk niet regende en dus de oogsten mislukten. Zo werkten de zegen en de vloek van de wet (Deuteronomium 11:13-18).
Als we het dus gaan hebben over tienden en hemelsluizen, dan is dit de context waarin we dat moeten doen. Het gaat over het structureel minachten van God door de kantjes er vanaf te lopen en te denken dat God dat toch niet merkt, en het gaat over de werking van zegen en vloek als onderdeel van het Oude Verbond.
Sinds Christus de vloek gedragen heeft en we door Zijn bloed deel hebben aan het Nieuwe Verbond, is de wet in ons hart geschreven en staan er geen sancties meer op overtreding, maar is er vergeving
(Hebreeën 10:15-18). Er is daarom geen offerdienst meer nodig en geen bemiddeling door priesters.
God woont in ons en niet meer in de tempel; gelovigen hoefden dus niet langer een groot gebouw en een hele priesterkaste te onderhouden.
Wat wel bleef is de zorg voor vreemdeling, weduwe en wees. Je ziet in het Nieuwe Testament dan ook geen oproep om je tienden te geven, maar de gewoonte om te delen wat je hebt, zodat niemand tekort komt. (Handelingen 2:25, 11:28-30; Romeinen 15: 25,26; 1 Korintiërs 16:1-3; 2 Korintiërs 8:1-16).
Jacob
Hoe vertalen we dit naar onze situatie vandaag, waar we als gelovigen wel weer gebouwen en betaalde krachten hebben, maar ook vanuit de overheid een sociaal stelsel dat voorziet in een inkomen als je dat zelf niet kunt? Voor dat sociale stelsel betalen we al aardig wat belasting, moeten we dan ook nog aan de kerk betalen?
Misschien is het een idee om te doen wat Jacob deed:
Nadat hij God had ontmoet in een droom, “legde Jakob een gelofte af en zei: Als God met mij zal zijn en mij zal beschermen op deze weg, waar ik op ga, en mij brood zal geven om te eten en kleren om aan te trekken, en ik in vrede in het huis van mijn vader zal terugkeren, dan zal de HEERE mij tot een God zijn. (…) En van alles wat U mij geven zult, zal ik U zeker het tiende deel geven.” (Genesis 28:20-22)
Dit gaat niet over rekeningen betalen of over wat moet van de wet. Het gaat ook niet over zegen krijgen door je netjes aan de regels te houden. Het gaat over God die jou zegent en dat je daar dankbaar voor bent. Het gaat over God die jou zegent, waardoor je tot een zegen kunt zijn. Dit is de belofte van God aan Abraham, Izaak en Jacob en aan de gelovigen als kinderen van Abraham.
“God is in staat om jullie alles overvloedig te geven. Daardoor zullen jullie zelf in alle dingen op elk moment meer dan genoeg hebben. En daardoor kunnen jullie ook gul aan anderen geven.” (2 Korintiërs 9:8)
Hoofdstuk Kledingstijl
De bijbel zegt niet veel over kleding en kledingstijl, maar wat er staat is stof voor felle discussies.
We denken dat alleen de meer behoudende kerken kledingeisen hebben in de vorm van hoeden en rokken, maar dat klopt niet helemaal. Loop maar eens als Gothic een willekeurige kerk binnen, of in een getailleerde jurk en op naaldhakken of in een spijkerbroek met scheuren en een verwassen T-shirt. Of stel je voor dat zo iemand bij jou de kerk binnenstapt. Hoe zou er gereageerd worden?
Labels:
- vrouwen mogen geen broeken dragen (Deuteronomium 22:5)
- vrouwen moeten niet teveel sieraden en make-up dragen (1 Timotheus 2: 9)
- vrouwen moeten zich niet te bloot kleden, geen aanstoot geven (1 Timotheus 2: 9)
- vrouwen moeten een hoed op naar de kerkdienst (1 Korintiers 11:5)
- je moet netjes gekleed naar de kerk
Hoe je er ook tegenaan kunt kijken:
Waarom moeten vrouwen wel een rok aan, maar dragen de mannen geen blauwe kwastjes aan hun jas?
Twee bijbelse kledingvoorschriften die we nu niet meer toepassen komen uit Deuteronomium 22: 11 en 12.
Vers 11 zegt: “U mag geen kleding van twee soorten stof aantrekken, van wol en linnen tegelijk”. Dit staat na andere verboden op het samen gebruiken van dingen die niet bij elkaar passen.
Vers 12 zegt: “Aan de vier hoeken van het bovenkleed waarin u zich hult, moet u voor uzelf kwastjes maken”. De diepere betekenis daarachter staat in Numeri 15:38-41: “Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen dat zij voor zichzelf, al hun generaties door, kwastjes moeten maken aan de hoeken van hun kleren. Aan de kwastjes aan de hoek moeten zij een blauwpurperen draad bevestigen. Die zal voor u aan de kwastjes zitten, opdat u, wanneer u hem ziet, aan al de geboden van de HEERE denkt en die doet, zodat u niet uw eigen hart en uw eigen ogen zult onderzoeken, waar u als in hoererij achteraan gaat; opdat u aan al Mijn geboden denkt en die doet, en heilig bent voor uw God”.
Dit lijkt mij nu een buitengewoon nuttig advies. Een ‘What Would Jesus Do’-polsbandje avant la lettre.
Als de mannen nou zo’n kwastje dragen, kunnen de vrouwen aantrekken waar ze zin in hebben.
Laten we even naar Paulus’ raad aan Timoteüs over de vrouwelijke kledingstijl kijken. Timoteüs wordt naar Efeze gestuurd om daar orde op zaken te stellen. “Het doel van al mijn waarschuwingen is, dat de liefde bij jullie groeit. Liefde uit een zuiver hart, uit een goed geweten en uit een eerlijk gemeend geloof. (1 Timoteüs 1:5 BB)” Het was allemaal uiterlijke schijn geworden daar. In die context zegt Paulus tegen Timoteüs: “Ook wil ik dat de vrouwen zich fatsoenlijk kleden, keurig en bescheiden. Ze moeten niet willen opvallen door ingewikkelde kapsels, veel sieraden en mooie kleren” (1 Timoteüs 2: 9).
Dress for succes is dus ook in bijbelse tijden geen onbekend fenomeen, maar niet de bedoeling in de kerk. We moeten ons niet willen onderscheiden door onze kleding, maar ook geen onderscheid maken op grond van kleding. Het is een automatische reactie om op te kijken naar iemand die goed en duur gekleed gaat. Het is een teken van succes en we zijn graag in de buurt van succesvolle mensen. Sjofele kleding,slecht passend, of vuil zijn in onze ogen tekenen van falen en we houden niet zo van mensen die falen. We accepteren ze, we verdragen ze, we reiken ze de helpende hand, maar kijken toch een beetje op ze neer. “Ga daar maar zitten”, zeggen we tegen ze. En tegen de goed gekleden zeggen we: “kom vooral hier zitten”. Mensen beoordelen op grond van hun uiterlijk gaat in tegen het gebod om onze naaste lief te hebben als onszelf, zegt Jacobus (2: 1-9). Laten zien dat je beter bent dan die ander door middel van je kleding ook.
Laten we dus niet oordelen over mensen die wel of geen hoed opdoen naar de kerk, wel of geen rok dragen, wel of geen dure kleding en sieraden dragen of er een bepaalde kledingstijl op na houden. Laten we iedereen liefhebben als onszelf.
Hoofdstuk Kwetsbaren
De bijbel heeft het over weduwen, wezen en vreemdelingen. Deze mensen hadden geen eigen middelen van bestaan en geen rechtspositie. Ze waren afhankelijk van anderen en daarom waren er allerlei regels die ervoor moesten zorgen dat ze niet tekort kwamen en rechtvaardig behandeld werden. God stelt zich zelf meerdere malen op als beschermer van deze groepen. (Exodus 22:20-26, Deuteronomium 10:17-19; 14:28-29; 16:9-14; 24:17-21; 26:12-13, Psalm 68:5-6; 146:9 9, Jakobus 1:27: 27)
De christelijke kerk heeft sinds haar ontstaan een traditie van delen en zorg opgebouwd. Degenen die zorgen voor de materiële kant van het leven worden in een adem genoemd met degenen die zorgen voor de geestelijke kant: de ouderlingen/oudsten en diakenen. En aan beide functies worden vrijwel dezelfde eisen gesteld. (1 Timoteüs 3:1-13)
Labels
- De overheid zorgt voor de weduwen, de wezen en de vreemdelingen.
- Armoede is niet nodig. Het is min of meer je eigen schuld als je niet kunt rondkomen.
- Als je je tienden geeft dan zegent God je met materiële welvaart.
- Met vreemdelingen moet je voorzichtig zijn. Ze brengen vreemde godsdiensten mee.
Hoe je er ook naar kunt kijken
Ook vandaag de dag zijn er mensen die kwetsbaar zijn en waar de overheid niet voor kan zorgen. Ik heb wel eens horen zeggen dat de overheid goed is in de ‘hardware’ van de samenleving, maar dat de kerk goed is in de ‘software’.
De overheid kan regels maken voor een uitkering, maar wie vangt de mensen op, wie ondersteunt ze in hun zoektocht naar een nieuwe invulling van hun leven? Wie kijkt er om naar mensen die hun partner verloren hebben, hun baan zijn kwijtgeraakt, hun land hebben moeten ontvluchten of hun lichamelijke kracht verliezen omdat ze ouder worden of ziek zijn? De overheid kan helpen bij schuldsanering, maar wie helpt ze hun schaamte en machteloosheid te overwinnen en te voorkomen dat ze weer in de schulden komen? De overheid kan helpen met verslaafdenzorg of reclassering, maar wie helpt ze om niet terug te vallen in oude gewoonten?
Wij hebben de opdracht gekregen om een naaste te zijn. (Lucas 10:36-37) Om naast mensen te gaan staan die je nodig hebben. Dat kunnen mensen zijn die je langs de kant van de weg vindt, zoals in het verhaal van de barmhartige Samaritaan, maar meestal zijn het mensen die je kent, waarbij je in de buurt woont.
En hoe goed een overheid ook is, alles ligt vast in regels. Helaas zullen er altijd mensen zijn die tussen de regels door vallen en uit het vangnet stuiteren. Die mensen zullen moeten worden opgevangen door andere mensen.
Het helpt niet om ze te wijzen op hun eigen schuld, het helpt niet om bang voor ze te zijn omdat ze deel uitmaken van een bepaalde groep, het helpt zelfs niet om bang te zijn voor misbruik.
Er telt maar één ding: hier is hulp nodig en het is jouw verantwoordelijkheid om die hulp te bieden als je iemand in nood tegenkomt.
“Omdat God jou ook geholpen heeft toen je in nood zat”, is het argument van de bijbel.
Om misverstanden te voorkomen: als in de eerste nood voorzien is, moet ook het verstand gaan spreken. Wijsheid is heel belangrijk als je hulp geeft. Je bewijst iemand geen dienst door hem of haar afhankelijk te maken van hulp. En je bewijst jezelf geen dienst door te denken dat jij de redder van de mensheid bent. Dat is het Hoofd van het lichaam waar je deel van uitmaakt wel, dus het is heel verstandig om dat lichaam te betrekken bij de hulp die jij geeft.