Remonstranten en contraremonstranten waren het begin 1600 fel met elkaar oneens over de eigen wil van de mens. In een tijd waarin ‘de elite’ kon beschikken over het leven van ‘de kleyne luyden’ was de vraag of God beschikte over ons leven, of dat we daar zelf ook nog iets over te zeggen hadden, heel relevant. Vandaag de dag is eerder het omgekeerde aan de hand. “Als je maar wil is niets onmogelijk. Als je maar hard genoeg je best doet”, is nu het credo. Dus vragen we God om openbaring van Zijn geweldige plan voor ons leven, zodat we daarvoor kunnen ‘gaan’.
In de 17e eeuw zullen ouders hun kinderen hebben geleerd om gehoorzaam te zijn en vooral geen ambities te hebben. “Koester geen gedachten hoger dan u voegen” (bescheidenheid, Romeinen 12:3), “opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden” (1 Timoteüs 2:2). Oftewel: zorg ervoor dat je kop niet boven het maaiveld uitsteekt. Doe gewoon wat je familie al generaties doet. Wat goed genoeg was voor hun is goed genoeg voor ons. En ik moet zeggen dat ik dit in de 20ste eeuw nog vaak gehoord heb.
Maar nu geheel anders. Als je nu niet weet wat je wil, heb je een enorm probleem, want je leven hangt van keuzes aan elkaar en veel keuzen hebben grote gevolgen. Sinds kort kennen we zelfs het begrip ‘keuzestress’. Hoe voeden we onze kinderen op in deze nieuwe wereld? Als hun leven afhangt van wat ze willen, van hun motivatie om iets te bereiken, van hun zelfbewustzijn en eigenheid, hoe gaan we dan om met dat peutertje in de nee-fase?
Voor je staat een peutertje dat iets nieuws aan het ontdekken is en daarbij jouw hulp nodig heeft.
Voor je staat een kindje wiens eigen persoonlijkheid steeds duidelijker wordt.
Wil je ontwikkelen wat erin zit, of wil je vooral erin stoppen wat jij belangrijk vindt?
Je kunt proberen die persoonlijkheid in jouw mal te stoppen, maar dan is de kans groot dat er iets kapot gaat. Je kunt ook die persoonlijkheid zich laten ontwikkelen en dat bijsturen. Dat laatste is veel leuker, kan ik je vertellen, maar ingewikkelder, want ieder kind is anders. Bij ieder kind moet je ontdekken hoe het ‘werkt’. De een vindt het prettig als je een duidelijke opdracht geeft, de ander reageert beter als je iets 5 minuten van te voren aankondigt. Een derde doet alles wat je vraagt als je een beetje ‘lijmt’: “lievert, wil jij mamma helpen? Dat kan jij zo goed.” En de volgende moet je uitleggen waarom je iets wil. Om oeverloze discussie te vermijden zal je ze dan regelmatig moeten laten ondervinden dat het klopt wat je zegt. Dat het te koud is in de winter zonder jas, bijvoorbeeld. Of te warm in de zomer met een muts. Het gaat je kind er niet om wie gelijk heeft, maar om uit te vinden hoe het zit. Geef je kind dan ook de ruimte om te ontdekken. Dus niet: “zie je wel dat het koud is, ik had het toch gezegd”, maar “koud hè, zullen we je warme jas aandoen?”
En dan zijn er van die momenten dat jouw wil en de wil van je kind echt botsen. ‘Choose your battles wisely’, zou ik willen adviseren. Maak niet overal een punt van, maar bekijk hoe belangrijk het echt is. Handje vasthouden met het oversteken bijvoorbeeld, moet altijd. Desnoods neem je je kind schreeuwend en schoppend mee onder je arm als ze halverwege het oversteken besluiten dat ze geen handje vast willen houden, maar ze lopen nooit los over. Dat is geen punt van discussie en ook geen mogelijkheid om te ontdekken of het klopt wat je zegt. Tandenpoetsen, nagels knippen en haren wassen idem dito. Je probeert het zo leuk mogelijk te maken, maar wat moet, dat moet.
Je past hetzelfde principe toe als toen ze alles begonnen ontdekken: stel vast wat echt belangrijk is; wat wil je dat ze echt wel en echt niet doen. Focus daarop en zorg verder voor ruimte met heldere grenzen. Wanneer kinderen liefde en aandacht van je krijgen, doen ze meestal graag wat jij wil. Als de sfeer in het gezin goed is, heb je af en toe een botsing met je peuter, maar dat is niet erg. Het heeft geen invloed op jullie relatie. Als de sfeer in het gezin niet goed is, dan heb je sneller een lastig kind dat niet wil luisteren. Dat kan één grote worsteling worden. Gooi dan het roer radicaal om en ga werken aan de relatie met je kind. Ga samen spelen, ga samen naar buiten, ga voorlezen, geef heel veel aandacht en complimentjes, ga meer knuffelen en laat even de meeste regels los. Ontspan zelf en geef je kind de ruimte om te ontspannen. Als de relatie met je kind terug is op het peil dat jullie weer blij zijn met elkaar, ga dan pas weer een regel introduceren die je belangrijk vindt. Waarschijnlijk gaat dat nu ook een stuk gemakkelijker.
Als christenen staan we soms bekend als mensen waarvan niks mag. Je mag niet feesten, niet vrijen, niet blowen, geen tatoo’s of pierings, geen vette bankrekening, geen dure kleding, geen grote villa of dikke auto – tenzij je een Amerikaanse televisie dominee bent uit de prosperity hoek. Kortom, je mag niet genieten, het is hier een aards tranendal.
Het is niet gek dat een heleboel mensen daarop reageren met : “Nee, dat wil ik niet”, zowel ongelovigen als tieners die christelijk zijn opgevoed.
Hoe gaan we daar als kerk, als één grote christelijke familie mee om?
Laten we beginnen met investeren in de onderlinge relatie. Als je geen goede relatie met iemand hebt, heb je ook geen basis om dingen van iemand te vragen. We hebben het hier niet over een burgerlijk wetboek of het wetboek van strafrecht dat met gezag gehandhaafd wordt, maar over omgangsregels in een gezin.
De wet met zegen en vloek is Oude Testament en Oude Verbond, en is vervangen door iets dat veel beter is, namelijk relatie met God. De geboden staan niet meer op stenen tafelen, maar worden in ons hart gegrift (Jeremia 31:31-34, Hebreeën 8:6-13).
Daar zitten een paar dingen bij die echt moeten, of we dat nu leuk vinden of niet. We zullen betrouwbaar moeten zijn, trouw aan wat we toegezegd hebben, ook al komt dar even niet zo goed uit. We zullen eerlijk moeten blijven, zelfs naar de belastingdienst toe. We zullen anderen moeten behandelen zoals we zelf graag behandeld willen worden, want dat is wat je naaste liefhebben als jezelf feitelijk inhoudt. En wat vooral echt moet is meer houden van God dan van al het andere.
Dit en de geest van de rest van de 10 geboden zijn de belangrijke dingen die onze beginnende christenen móeten leren.
Je kunt pas van iemand houden als je iemand kent. Je kunt verliefd worden op een mooi gezicht of een mooi lijf zonder de persoon zelf te kennen, maar dat is heel iets anders dan een relatie opbouwen waar je je leven op kunt funderen. Ik blijf het herhalen, maar niets is belangrijker dan beginnende christenen te leren een relatie met God te hebben, zodat zijzelf kunnen ontdekken wie Hij is. En als ze ontdekken wie God is, ontdekken ze ook wat Hij graag wil. En ze ontdekken dat Hij helpt om Zijn wil te doen.
Dus laten wij ontspannen en de nadruk op al die regels loslaten. Laten we ons beperken tot die paar dingen die echt belangrijk zijn – en dat zijn niet uiterlijke maar innerlijke zaken. Zo komt er ook ontspanning en ruimte om God te vinden.
En dan blijkt het niet het belangrijkste om Gods plan voor jouw leven te ontdekken, wat ongetwijfeld een groots en meeslepend leven zal inhouden, maar dan blijkt het te zitten in die kleine momenten van ontmoeting en herkenning. Dat je ervaart dat God bij je is in een moeilijke situatie, dat je God herkent in een ‘toevalligheid’, dat je een idee of gedachte krijgt waar je zelf nooit opgekomen zou zijn.
Alles volgens het boekje doen of een super christen worden blijkt ook niet het hoogste doel te zijn. Je ontdekt dat het niet gaat over het ontwikkelen van jouw God-gegeven talenten, maar over ontdekken wat er nog meer mogelijk is.Het is gewoon leuk om de volgende mogelijkheid te ontdekken. Het is gewoon genieten als blijkt dat iets beter gaat, dat iets je nu toch gelukt is, alleen maar omdat je dat graag wilde (en God je geholpen heeft), en niet omdat je aan iemands ideaalbeeld moest voldoen.
Je mag zijn wie je bent bij God, want Hij heeft je gemaakt tenslotte, Hij kent je door en door. En er komt een dag dat jij God net zo goed zult kennen als Hij jou kent. (1 Korinthe 13:12)
Dat is een dag om naar uit te kijken.