Vorige keer heb ik een blog geschreven over Prediker met de vraag: “wat zijn we vorig jaar nu eigenlijk opgeschoten?” Het sloot af met de notie dat onze inspanningen er inderdaad niet veel toe doen als we het op wereldschaal bekijken, maar dat het leven de moeite waard is als je kunt genieten van de kleine dingen.
Met dit grijze weer ben ik geneigd om net zo grijs te denken en vind ik het moeilijk om die kleine genietmomenten voor de geest te halen. Ik zit naast een kerstboom met hangende takken die nodig afgetuigd moet worden en zie een leeg jaar voor me liggen. Dat is voor mij vreemd. Normaal gesproken had ik altijd wel een idee, een droom, een doel, een hoop, maar nu … niets. Dat is heel vervelend, want ik ben een doener. Ik wil ergens aan (mee)bouwen, iets tot stand brengen, iets voor elkaar krijgen. Dus ik doe wat mijn hand vind om te doen en probeer daar de lol van in te zien.
Ik kom uit een evangelische traditie waar ik heb geleerd dat God een plan met mijn leven heeft. ‘Hij is nauw betrokken bij mijn leven en stuurt het, zodat het een nuttige functie vervult in Zijn Koninkrijk.’ Daarnaast zongen we liederen zoals : “I’m gonna be a history maker”.
Het helpt niet als je vervolgens helemaal geen geschiedenis schrijft en je leven heel gewoon verloopt. “Wat ben ik de afgelopen decennia nou eigenlijk opgeschoten?”, vraag ik me in dat licht af.
“Tel je zegeningen één voor één, tel ze allen en vergeet er geen” is een lied uit de evangelische generatie van voor de ‘History Makers’. Dat is lang zo opwindend niet. Ik heb het toen met graagte ingeruild voor het ‘deel zijn van iets dat groter is dan jijzelf’. De kerk die de wereld ging veranderen in plaats van andersom. Opwekking, wonderen, tekenen, we gingen het allemaal meemaken.
Bijna 20 jaar verder is er veel veranderd, maar de grootse dingen die verwacht werden, zijn niet gekomen. Wat er is veranderd zit meer in de categorie: “God is iets nieuws begonnen, het is aan het ontkiemen, zie je het nog niet?”(Jesaja 43:19).
“Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand. Moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land”, is een lied van nog een generatie eerder. Onbekend land, dat is het nieuwe jaar. Ik kijk ernaar en zie niets. Grijs, in nevelen gehuld. En dit blog gaat ook nergens heen.
Ik ga naar het strand, deze muizenissen uit mijn hoofd laten waaien.
Er komt mist op uit zee. Ik loop langs onstuimig water, omgeven door een grijze waas, harde wind bulderend in mijn oren. Ik ben helemaal alleen, er is niemand te zien, en het is alsof er een last van me afvalt.
Wat is dit?
Dan dringt het tot me door dat, als er niemand is, ik ook niets hoef. Het is lang geleden dat ik hier ingetrapt ben: de valkuil van het moeten. Ik herkende de verschijnselen niet eens meer.
Ik tel de zegeningen van de mist waarin ik letterlijk en figuurlijk loop. Ik zie niets, dus ik hoef niets! Gewoon doorlopen en zien wat er komt.
“Mij geleidt des Heren hand.”