We zijn geroepen om het goede nieuws van redding en bevrijding door te geven. Als je bent opgevoed in een evangelische kerk zoals ik, dan is daar bij iedere ontmoeting dat kleine stemmetje: “vertel iets over Jezus”. Loop je door de stad, dan is daar ineens de vraag: “hoeveel van deze mensen kennen Jezus”? Zelfs op vakantie in een wachtrij om een kerk te bezichtigen: “Wat zoeken deze mensen? Zouden ze iets van God vinden in dit gebouw?”
Vroeger voelde ik me schuldig als ik dan geen actie ondernam, het gesprek niet op het geloof wist te brengen, niet het evangelie kon delen. Wat gebeurde er met die mensen als ze niet in Jezus gingen geloven? Misschien was ik speciaal op hun pad gestuurd en faalde ik nu big time. Was dit misschien hun enige kans?
Ik raakte berokken bij een kerk die heel erg investeerde in een moderne zondagse dienst om zo aantrekkelijk mogelijk te zijn voor mensen. We werden geacht om allemaal mee te werken aan de realisatie van een zondagse belevenis en om mensen mee te nemen. Want hoe groter de kerk, hoe beter zichtbaar, hoe meer invloed ze zou hebben, hoe meer mensen zich tot haar aangetrokken zouden voelen. En ik geloofde dat. Ik werkte hard mee, deed mijn best en was trots op onze kerk. Ik hoefde nu ook niet meer allerlei moeilijke gesprekken aan te gaan, ik nodigde mensen gewoon uit voor een ‘event’. “Kom eens naar de kerk, dit moet je meemaken!
Totdat ik op een conferentie de volgende vraag hoorde: “Zijn je activiteiten erop gericht om de kerk vol te krijgen, of gaat je hart uit naar die mensen?” Die vraag zette mij aan het denken. Natuurlijk was mijn eerste gedachte dat ik het deed voor die mensen. Maar als ik zo mijn kerk aan het promoten was, ging het dan nog in de eerste plaats om hen? Was de kerk nog steeds het middel om mensen te bereiken, of was de kerk het doel geworden?
Toen kwam ik in een buurthuis terecht en ik sprak de initiatiefnemer. Hij en zijn gezin waren de spil van een buurthuis waar ze samen met tientallen vrijwilligers misschien wel honderden mensen een warm thuis boden. Allerlei clubs huurden er ruimten, maar zelf organiseerden ze ook van alles zoals een kinderclub een jongerensoos, maaltijden voor eenzame mensen, koffieochtenden, uitstapjes, enz. Ze waren een luisterend oor, een brede schouder en een warme omhelzing. Mensen waar niemand de waarde meer van zag, werden hier begeleid als vrijwilliger en bloeiden op. Hij vertelde dat er laatst een Pools iemand was komen binnenlopen. Die had hij gevraagd om naar de Poolse gemeenschap te gaan om ze uit te nodigen, want ze hingen er zo bij. Zij moesten zich hier ook thuis gaan voelen en een deel worden van de wijk. Op zijn werk zag hij hoe ze soms uitgebuit werden en dat kon hij niet zetten. Hij wilde ze steunen en troosten, ook al sprak hij geen woord Pools en amper Engels. Dit gezin doet al dit werk naast hun baan en opleiding en ze krijgen er geen cent voor. Ze doen dit vanuit een innerlijke drive, vanuit een roeping, omdat ze geven om die mensen.
Terwijl ik dit enthousiaste verhaal aanhoorde, streden allerlei gedachten om voorrang.
De eerste was: waarom zie ik dit soort enthousiasme amper in de kerk? Ga maar eens proberen een een wekelijkse koffieochtend te organiseren of een maaltijdproject (2x per week!), je loopt al snel tegen een tekort aan vrijwilligers aan. Veel kerkgebouwen staan een groot deel van de week leeg.
De tweede was: er wordt niets verwacht van al die bezoekers. Ze zijn gewoon welkom. Ook na 5 jaar. Ze hoeven niet te geloven, ze hoeven niet te veranderen, ze hoeven alleen maar te ontvangen. Zouden we dat in de kerk ook kunnen? Of willen we daar toch wel resultaat van onze inspanningen zien? Begrijp me niet verkeerd, het liefst zou ik zien dat iedereen Jezus leert kennen. Wat ik gevonden heb in het geloof dat gun ik iedereen. Het gaat mij hier om de manier waarop ik mijn geloof presenteer aan mensen. Gun ik deze mensen twee keer per week gezelschap en een gezonde maaltijd en sta ik daarom 5 kilo aardappels te schillen, of wil ik mijn geloof met ze delen en gebruik ik een maaltijd om met ze in contact te komen? En hoe lang blijf ik dan aardappels voor ze schillen als ze niet tot geloof komen?
Het derde was: Wie zorgt er voor deze vrijwilligers? In de christelijke wereld loop ik regelmatig aan tegen het adagium dat je alleen kunt uitdelen als je zelf gevoed wordt. En die voeding moet dan van de kerk komen. Stevige preken, bijbelstudies, vast voedsel. Ik ben een fan van vast voedsel, van nadenken over de bijbel, van kennis. Maar dat heb ik niet nodig om aardappels te kunnen schillen. Ik moet wel kunnen liefhebben, kunnen vergeven, geduld hebben, vriendelijke blijven en het leuk blijven vinden. De 1 0 1 van het christelijk geloof dus eigenlijk. Wij krijgen deze vrucht van de Heilige Geest (Galaten 5:22), waar haalt dit gezin het vandaan?
En als ze er doorheen zitten en steun nodig hebben? Wij kijken dan naar de voorganger of andere leidinggevenden voor gebed of pastoraat. Zij vertellen hun moeiten waarschijnlijk gewoon aan de mensen om hen heen. En die vertellen hun dat ze niet bij de pakken neer moeten zitten, en niet moeten opgeven, want ze zijn veel te hard nodig. De bezoekers van het buurthuis zullen met ze meeleven als ze ziek zijn of met andere tegenslag te kampen krijgen. Het is niet zo dat er een gevende en ontvangende kant is, ze zijn allebei gevers en ontvangers.
Dat is de valkuil van evangelisatie. Zij hebben jou nodig, maar zij hebben je weinig te bieden. Het is éénrichting verkeer, van jou naar hen. ‘Wij weten hoe het zit, en dat gaan we jou uitleggen.’ We hebben geduld, we begrijpen dat het even kost om je aan ons aan te passen, maar uiteindelijk ga je je gedragen zoals wij, ga je geloven wat wij geloven en dan hoor je er helemaal bij.
Kunnen we een kerk zijn waar niet gelovigen er ook bij horen? Ik sprak laatst een vrouw die al een tijdje bij ons in de kerk komt. Ze vertelde dat ze niet weet of God wel bestaat. Ze vertelde dat ze een moeilijk leven had gehad waarin ze steeds was weggeduwd, maar hier leek het of ze geaccepteerd werd. Daarom kwam ze graag op zondag naar de dienst en vooral naar het koffiedrinken na afloop. Ik ben zo blij dat in ‘mijn’ kerk iedereen de ruimte krijgt om erbij te horen en om mee te doen. Meer kunnen wij niet doen.
God kan niet ophouden je lief te hebben, of je dat nu leuk vindt of niet. Je kunt Hem uitspugen, zelfs aan het kruis nagelen, maar op datzelfde moment is Hij bezig Zich met jou te verzoenen. Gods liefde dringt zich niet op en Hij dwingt onze liefde niet af, maar terwijl jij Hem afdankt, offert Hij Zich – gek genoeg – voor jou op en windt je om de vinger. Op de dag dat mensen Jezus de dood injagen, slaan de deuren niet dicht, maar scheurt het voorhangsel. God antwoordt met een open deur. (ds Visser)