De valkuil van een roeping

Starwars, the Matrix, Harry Potter, Lord of the Rings en vast nog wel meer films gaan over die ene die geroepen is om ‘het kwaad’ te verslaan. Dit spreek tot de verbeelding, bij mij in ieder geval wel, ook al ben ik een meisje en geen jongetje. Stel je voor dat je een geroepene blijkt te zijn. Jij bent de held, jij gaat het fiksen, jij gaat bevrijding brengen. Het onrechtvaardige systeem heeft zijn langste tijd gehad nu jij er bent! Het betekent wel een tijd lang afzien, want The Chosen One krijgt zijn overwinning niet zomaar. Hij moet eerst een hoop ellende doorstaan, maar wat er ook gebeurd, hoe vaak het ook dreigt te mislukken, hij zal volgens de profetieën het kwaad verslaan. Dat vooruitzicht is al die moeite waard.

Ook in de bijbel gaat het over geroepenen of uitverkorenen. Daar is een heel volk geroepen. Het volk Israël is door God uitverkoren om een zegen te zijn voor de hele wereld. Zij zijn de dragers van de profetie dat God het kwaad zal verslaan en de wereld die verrot is door de invloed van dat kwaad, weer zal herstellen en met Zich zal verzoenen. En zoals iedere geroepene, heeft het Joodse volk in de loop van de duizenden jaren het nodige te verduren gehad, maar ze hebben de belofte dat het in het eind allemaal goed zal komen.

In dit epische verhaal is er 2000 jaar geleden een dramatische wending geweest. Uit dit uitverkoren volk is een geroepene voortgekomen die het kwaad heeft verslagen. Theoretisch gezien had dit het eind van het verhaal moeten zijn. Maar in plaats van de profetie te vervullen en koning te worden, sterft deze Gezalfde. Geruchten gingen dat Hij de dood had overwonnen, het laatste bolwerk van de duisternis, maar dat ging er bij dit volk niet in. Zij trokken de conclusie dat de échte gezalfde nog moet komen en keerden zich van deze Messias af.

Wat nu? Als de groep die uitverkoren is om de wereld te zegenen met de boodschap dat het kwaad verslagen is, dat zelf niet gelooft, wie vertelt dan aan de wereld dat ze verlost zijn?

De enige oplossing is verder gaan met de groep die het wél geloofd. Al vrij snel blijken dat duizenden Joden te zijn en dit is de groep die Jezus ‘mijn ekklesia’ noemt (Mattheüs 16:18). Wij vertalen dat met kerk of gemeente, maar in die tijd was het een groep inwoners die (op)geroepen werd als er besluiten genomen moesten worden die de hele stad aangingen. Wat er dan besloten werd, had de kracht van een wet. Jezus zegt over deze groep: “Deze geroepenen zullen niet worden tegengehouden door de machten van het dodenrijk”. Dit is de nieuwe groep uitverkorenen, de groep die geroepen is om het goede nieuws van overwinning en bevrijding door te geven.

Ik vind het lastig om te behoren tot een groep uitverkorenen, want, wat is mijn rol dan precies? Als ikzelf de geroepene ben, dan is het duidelijk: het lot van de wereld hangt van mij af. Ik moet wel stevig aan de bak, maar ik krijg de steun van mijn vriendengroep en uiteindelijk krijgen we ook alle eer. Nu is het werk al gedaan en ik was niet eens deel van die inner circle rond Jezus. Het verhaal is eeuwen lang doorgegeven en heeft ook mij bereikt. Ik geloof het en wil het graag doorgeven, maar waar is de heroïek die hoort bij het leven van een geroepene? Ben ik uitverkoren tot werknemer of ondernemer, echtgenoot, moeder, en hier en daar wat helpen in de kerk?

“God heeft een plan met je leven”, hoor ik regelmatig op zondag. “God heeft je uniek gemaakt en Hij heeft een unieke taak voor je.” “Je bent geschapen met een doel en een bestemming.” En dus ben ik bezig met uit te zoeken wat dat doel dan is. Waarvoor ben ik geroepen? Wat is mijn unieke bestemming? Bij alles wat op mijn weg komt vraag ik me af: “Is dit Gods plan voor mijn leven?”, of: “Zou dit in Gods plan voor mijn leven passen?” Want erger nog dan niet weten wat Gods plan is, is de verkeerde keuzen maken, zodat God niets meer aan mijn leven heeft. Dus wordt mijn missie een waardige gezalfde te worden, eentje waar God op kan bouwen, die klaar staat als het nodig is. Het betekent afzien en strijden tegen alles wat in de weg zou kunnen staan. Mijn minder goede eigenschappen en ongezonde gewoonten, mijn mate van toewijding, mijn boekenkast en muziekcollectie, alles wordt aan een kritische blik onderworpen en te licht bevonden. Vaste tijden instellen voor bidden en bijbellezen, goede christelijke boeken lezen, goede christelijke muziek en films. Ik laat me vullen met dingen van God; voor ‘de wereld’ is geen ruimte meer in mijn leven. Het voelt goed. Ik word een betere versie van mijzelf. Ik verwacht een glimlach uit de hemel en een stem die zegt: “goed gedaan jij trouwe dienstknecht. Hier heb je 10 talenten, je bent het waard om in Mijn koninkrijk aan het werk te gaan”.

In plaats daarvan lees ik: “De mensen komen met allerlei regels. “Dat mag je niet aanraken.” “Dat mag je niet eten.” “Daar mag je niet aankomen.” (…) Het klinkt allemaal wel erg wijs en mooi, maar toch is het een zelfbedachte godsdienst. Het heeft helemaal geen zin om overdreven nederig te zijn en om hard te zijn voor je eigen lichaam. Mensen die daarmee bezig zijn, willen alleen maar laten zien hoe geweldig godsdienstig ze zijn.” (Kolossenzen 2: 20-23 BB)

Auw.

Ik dacht dat ik goed bezig was, maar ik blijk precies de verkeerde kant te zijn opgelopen. Ik was gericht op mijzelf, op mijn eigen eer, op wie ik zou kunnen zijn in Gods Koninkrijk, maar daar gaat het dus niet om. “En u bent volmaakt geworden in Hem”, staat er in Kolossenzen 2: 10. Daar valt helemaal niets aan toe te voegen.

Als ik Gods koninkrijk wil zien, dan moet ik opnieuw geboren worden (Johannes 3:3) en om opnieuw geboren te worden, moet ik juist sterven aan mijzelf (Romeinen 6). Mijn roeping gaat niet om mij, het gaat om het doorgeven van het goede nieuws dat het kwaad niet langer het laatste woord heeft. Dat is goed nieuws voor mijzelf, want alle dingen die nog niet kloppen in mijn leven, ‘mijn zonden’, de invloed van het kwaad in mijn leven, hebben niet de macht om mij weg te houden bij God. Laat ik ze dan die macht ook niet geven. Laat ik niet geloven in de leugen dat ik eerst een ‘goede’ christen moet zijn voordat God iets met mij kan beginnen. Hij is al lang een goed werk in mij begonnen, en Hij zal dat volhouden (Filippenzen 1:6).

Mijn roeping is een deel te zijn van dat geroepen volk dat het verhaal van bevrijding verder draagt door een werknemer of ondernemer te zijn, echtgenoot, moeder, en hier en daar wat helpen in de kerk. Waarom zou dat niet (heroïsch) genoeg zijn?

Comments