Paulus schrijft over gaven, talenten, die de Heilige Geest geeft aan mensen. In loop van de kerkgeschiedenis zie je dat de speciale gaven eerst voorbehouden worden aan de ambten en later vrijwel geheel uit beeld verdwenen. Met de komst van de Pinksterbeweging is er hernieuwde aandacht gekomen voor de gaven van de Geest.
Labels
- De opsomming in Romeinen 12 en 1 Korintiërs 12 is limitatief
- Met behulp van een gaven test kun je erachter komen wat jouw geestesgave is
- Je moet de gaven van de Geest niet verwarren met gewone talenten
- We moeten streven naar de hoogste of beste gave (1 Korintiërs 12:31)
Hoe je er ook tegenaan kunt kijken
De opsomming van gaven in Romeinen 12 en 1 Korintiërs 12 staan in de context van het functioneren in een lichaam. Paulus betoogt dat een lichaam veel verschillende functies heeft en dat alle functies nodig zijn om het hele lichaam goed te laten functioneren. Een kerk is te vergelijken met een lichaam. Verschillende mensen met verschillende gaven werken samen en vullen elkaar aan. De een is niet meer waard dan de ander, de een is niet meer nodig dan de ander. Omdat in Rome de situatie anders was dan in Korinthe, geeft Paulus een opsomming van andere gaven. In Korinthe waren ze erg bezig met het geestelijke, dus ligt de nadruk op geestelijke gaven als openbaring, woorden van wijsheid, woorden van kennis, profetie,het onderscheiden van geesten, allerlei klank- of tongentalen en uitleg van talen. In Rome lag de nadruk meer op dienstbetoon, onderwijzen, bemoedigen, oprechtheid, inzet en blijmoedigheid (HSV).
Het rijtje ‘geestelijke’ gaven lijkt meer van de Heilige Geest te komen dan het rijtje praktische gaven. Als we het hebben over geestesgaven, dan hebben we het ook eigenlijk nooit over oprechtheid of inzet, maar op profetie, tongentaal, openbaring en dat soort meer mystieke zaken. Toch zegt Paulus: “Wie namens God moet spreken, doet dat naar het geloof dat hij daarvoor krijgt. Wie moet helpen, krijgt daar de kracht voor. Wie moet onderwijzen, krijgt de gave om te onderwijzen. Wie anderen moet aansporen en bemoedigen, krijgt daar de woorden voor. Wie iets moet uitdelen, krijgt de gave om eenvoudig te blijven. Wie leiding moet geven, krijgt daar de wijsheid voor. Wie zich ontfermt over mensen die het moeilijk hebben, doet dit met opgewektheid.” (Romeinen 12:7,8 Het Boek) Voor de meer praktische taken heb je dus net zo goed Gods hulp nodig als voor de meer geestelijke zaken.
In het verlengde hiervan ligt de vrucht van de Geest uit Galaten 5:22: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Je zou zeggen dat dit gewoon menselijke eigenschappen zijn, niet heel bijzonder, alleen moeilijk. Je hebt van die dagen dat je jezelf niet in dit rijtje herkent. Toch zegt Paulus dat je dit kunt krijgen, ook al staat je hoofd er niet naar. De hele brief aan de Galaten gaat er over dat je het niet hoeft te verdienen, dat je je niet aan regels hoeft te houden, dat je geen slaaf van slechte gewoonten meer hoeft te zijn, maar dat je de vrijheid mag ontvangen die God voor je heeft en alle geestelijke gaven die je nodig hebt om staande te blijven in deze verknipte wereld en andere mensen daarbij te helpen.
Eerlijk gezegd denk ik dat je veel meer hebt aan de gave opgewektheid dan aan de gave van openbaring. De positieve invloed die je hebt op je (niet gelovige) omgeving is veel groter met opgewektheid dan met openbaring. Ze zien je al aankomen op kantoor …. En ook in de kerk wordt zoiets als opgewektheid of inzet zwaar onderschat als je ziet hoe mensen opkijken tegen iemand met de gave van kennis. Kennis is geweldig, ik ben dol op kennis, maar ik heb ook graag mensen om me heen die kunnen bemoedigen of delen of helpen. Als die er niet zijn, is er veel kennis in een koude wereld. Daar kom je ook niet verder mee. Daarom schrijft Paulus een heel betoog over de liefde aan de Korintiërs, nadat hij ze het een en ander heeft uitgelegd over de gaven van de Geest. Het punt dat hij maakt is dat je alle goede dingen kunt doen en alle geestelijke gaven kunt hebben, maar dat het zonder liefde waardeloos is (1 Korintiërs 13).
Je krijgt je gaven dus niet in de eerste plaats om zelf een beter mens te worden, maar om anderen vooruit te helpen in de kerk en in je omgeving. Het helpt je te doen wat er op je weg komt. Het is vrij zinloos om sec te streven naar ‘de hoogste gave’. Stel dat je die hebt, wat dan?
Het is wel heel zinvol om te vragen om een gave die je op dat moment nodig hebt, of dat nou openbaring is of geduld. Je zult merken dat de behoefte aan bepaalde gaven altijd dicht bij jezelf ligt en te maken heeft met wat er om je heen gebeurt. Je bent een bepaalde persoonlijkheid, je hebt bepaalde talenten en je zit in op een bepaalde plek. Je ziet dingen waar je iets aan wilt doen zoals onrecht, verdriet, armoede, onrust, onkunde of een niet functionerende organisatie. Wat het is dat je opvalt, is voor iedereen anders, daarin vullen we elkaar gelukkig aan. God wil je niet iemand anders maken, maar juist versterken wat Hij al in je heeft gelegd, zodat jij aanvult wat nog ontbreekt.
Daarom zie ik het nut van gaventesten ook niet helemaal. Als je een beetje weet wie je bent en wat je leuk vindt, weet je ook waar je het beste op je plek bent, maar ook waar je nog tekort schiet, dus waar je Gods gaven hard nodig hebt. Als je bijvoorbeeld een leider bent, heb je leidinggevende capaciteiten (gekregen). Die heb je dus niet meer nodig, dat zit in je persoonlijkheid. Maar je hebt wel wijsheid nodig, onderscheidingsvermogen, inzet, geduld, zachtmoedigheid, enz. om een goede leider te kunnen zijn.
Laten we allemaal streven naar de hoogste gave, niet die van apostel of profeet, maar die gaven die jou helpen het maximale uit jezelf te halen. De vrucht van de Geest en die gaven die je nodig hebt om optimaal te functioneren, zodat je andere mensen kunt helpen om ook optimaal te functioneren.
“Zodat de Gemeente, het lichaam van Christus, zal groeien en sterk en volwassen zal worden. en zo steeds meer één worden met Christus, die het hoofd is van het lichaam, de Gemeente. Door Hem wordt het lichaam prachtig samengevoegd, elk deel helpt de andere delen naar vermogen, zodat het hele lichaam gezond groeit en vol liefde is.” (Efeziërs 4:12, 15-16 Het Boek)