Aanstaande zondag is het 1e adventzondag. Nog 4 weken tot kerst: de komst van het Licht in de duisternis.
Eén kaarsje steken we dan aan, in die immense duisternis die ons omringt. Maar daar waar dat kaarsje brandt, daar is het wel licht. Daar wordt dood leven en stilstand beweging.
Toch heb ik niks met kerst zoals ik het gewend ben te vieren: je huis versieren, naar de kerk en eten met de familie. We zitten gezellig binnen met ons lichtje in ons kleine hoekje, christelijke liedjes te zingen. “Nu zijt wellecome, Jesu onze Heer”, “stille nacht, heilige nacht” en meer van dit soort onzin. De nacht waarin Jezus werd geboren was helemaal niet stil. Er stond een enorm engelenleger “Ere zij God” te roepen. En Jezus was helemaal niet welkom. Toen niet en nu niet. Jezus heeft namelijk de vervelende gewoonte om alles overhoop te halen wat jij en ik zo prettig vinden. Onze status quo, onze gewoonten, onze veilige regeltjes, ons bijgeloof.
Herodus wilde hem dood, zijn tijd genoten wilden hem dood en onze tijdgenoten verklaren hem ook dood. Zelfs wij, wedergeboren, geestvervulde, ‘echte’ christenen, willen hem alleen op onze eigen voorwaarden in ons leven.
We willen hem niet als hij zich aandient als vluchteling en we willen hem niet als hij dakloos is. We willen hem niet als hij een crimineel is, niet als hij slecht voor zichzelf zorgt, niet als hij arm is, of chronisch ziek en niet als hij ons iets dreigt te gaan kosten. Je vraagt je misschien af: wanneer hebben wij Jezus dan hongerig gezien of dorstig. Wanneer hebben we Jezus als vreemdeling gezien, of naakt. Wanneer hebben wij Jezus ziek gezien of in de gevangenis? Het antwoord van Jezus is: “Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan” (Mattheus 25:45).
Het is donker buiten.
Vandaag 1 december om 2 voor 12 luiden de kerkklokken vanwege de opwarming van de aarde. Eigenlijk luiden de klokken omdat ik mijn auto niet kan missen, ik graag mijn stukje vlees eet, ik plastic zakjes wel handig vind, 19 graden binnen voor mij te koud is, en ik dol ben op stedentrips – met het vliegtuig.
Op Lesbos wachten vluchtelingen onder mensonterende omstandigheden op een leven zoals wij dat hebben: een dak boven het hoofd, eten, kleding en een dagbesteding. Maar ik wil niet opschuiven of inschikken. Ik wil houden wat ik heb. En ik vind al die vreemdelingen bedreigend.
400 kinderen en hun ouders liggen wakker. Er is voor hen geen plaats meer in Nederland. Wanneer staat de Dienst Terugkeer en Vertrek op de stoep? Morgen? Overmorgen? Gelukkig was er nog een stal ergens achteraf. Daar kon één gezin schuilen, symbool voor al die anderen.
Ik ben wel even klaar met dat klatergoud van de kerst, vooral in de kerk, dit jaar nog meer dan andere jaren. Ik zit nu ongeveer 10 uur per week in de Bethelkapel en daar zie ik een kerk die nu niet de invulling en versiering van de kerstvieringen centraal heeft staan, maar een kerk die een schuilplaats is, een opvang voor vreemdelingen en daklozen, waar iedereen welkom is, waar eten en drinken is voor wie dat nodig heeft. Je komt gewoon binnenlopen als het je uitkomt. Je kunt naar de kapel om te zingen, te bidden of te luisteren, en je kunt een bakje koffie drinken en een praatje maken met iemand. We zijn er gewoon. En straks versieren we natuurlijk de kapel, gewoon omdat dat sfeervol en gezellig is.
Jezus krijgt gestalte in dat gewone. In mensen die zeggen: ik ga een uurtje naar de viering. In voorgangers die zeggen: ik neem een uur de leiding. In musici die zeggen: bel mij maar op als er een pianist nodig is. In anderen die zeggen: ik kook wel, ik doe de deur wel open, ik doe de mail, ik doe de afwas, ik sta de pers te woord, ik maak schoon, ik zet koffie, ik neem boodschappen mee, ik maak geld over. Allemaal mensen waarvoor, net als voor mij, eigenlijk de noodklok moet worden geluid. Maar we trekken op als één lichaam. Iedereen doet gewoon waar hij of zij goed in is en dat werkt prima.
Het is donker buiten, maar hier brand licht. Dag en nacht.
Het gooit ons gewone leven overhoop, want dit maakt een blijvende indruk. Niemand die er geweest is, zal het ooit vergeten. Dit doet iets met je.
Geliefde regeltjes en gewoonten met betrekking tot de invulling van een viering zijn dag één al overboord gegaan en iedereen vindt dat prima. We zijn hier namelijk niet voor onszelf, we zijn hier met een doel en dat maakt flexibel.
We proberen iedereen te ontvangen alsof het Jezus zelf is die de viering wil bijwonen.
Het is misschien maar één kaarsje, maar zolang het brandt is hier geen duisternis! Er is leven achter de deur van de Bethelkapel en er worden dingen in beweging gezet.